Inhoudsopgave:
0.Kort overzicht van mijn persoonlijke zienswijze (toegevoegd in dec. 2024)
Nogmaals zoals ik denk (zie verdere uitleg in de website).
- Dankzij figuur 6, 7 en 7a geloof ik nu in een universele lokale tijd. Maar deze lokale tijd is uitgedrukt in de totale afgelegde weg van een lichtstraal sinds het begin van de oerknal, of stel bijv. 300.000 km lichtstraal reflecterend tussen 2 spiegels in het punt waar de oerknal begonnen is. De daarbij behorende lokale tijdseenheid u geeft aan dat deze lichtstraal 300.000 km heeft afgelegd per in die lokale tijdseenheid u (die onbekend is). Iedere lichtstraal waar en hoe ontstaan legt steeds ruimtelijk gezien dezelfde afstand af in die lokale tijdseenheid u. Iedereen ofwel een waarnemer in beweging ziet relatief (dat is relativiteit) ook die lichtstraal voorbij komen, 300.000 km licht bepaalt zijn lokale tijdseenheid, bijv. onze gedefinieerde 1 seconde op Aarde voor een stilstaande waarnemer (op een Aarde die door de ruimte reist). Die lokale tijdseenheid u ontstaat door tegenwerking van de ruimte, een lichtstraal kan zich niet sneller verplaatsen. Een willekeurig bewegend object ondergaat ook tegenwerking van de ruimte, deze tegenwerking loopt synchroon met de waargenomen lengte van de voorbijkomende lichtstraal, bijv. een bewegend uurwerk loopt net zo langzamer als een meebewegende waarnemer die lichtstraal voorbij ziet komen. Ook in een zwart gat geldt de universele tijd voor een lichtstraal, maar de lokale tijd is zeer traag door de enorme positieve energiedichtheid, echter die lichtstraal eindigt te bestaan en de positieve energie daarvan klontert samen met de andere positieve energie. Het is volgens mij niet enkel door beweging van objecten waardoor de tegenwerking in de ruimte groter wordt, maar door de positieve energiedichtheid van objecten in het algemeen die ook door andere oorzaken kan veranderen, natuurlijk wordt de positieve energiedichtheid groter door beweging (toegevoerde positieve energie), maar ook door andere toegevoerde positieve energie vind ook inkrimping plaats, dus bij grotere positieve energiedichtheden wordt het voorbijkomende licht langzamer waargenomen en dus ook in een langzamere tijd (duur neemt toe), per saldo dezelfde lichtsnelheid, dus de tegenwerking door de ruimte voor elke positieve energiedichtheid loopt synchroon met de waargenomen lichtsnelheid. Dus licht wordt niet extra tegengewerkt (heb dit reeds gewijzigd in mijn website tezamen met diverse andere wijzigingen), maar dat de tegenwerking van objecten in de ruimte bij grotere positieve energiedichtheden, groter wordt en men daardoor synchroon minder licht voorbij ziet komen per lokale tragere tijdseenheid, die relatie wordt volgens mij gelegd door de negatieve energie in de ruimte tezamen met inkrimping door positieve energie (de atomen van objecten staan dichter op elkaar).
- Alles is verklaarbaar met energie, maar niemand weet wat energie is. Zowel lokale tijd als zwaartekracht wordt bepaald door positieve energiedichtheden. Massa is positieve energie bij objecten, maar licht heeft positieve energie zonder massa (want is geen deeltje van een object, het wisselt wel positieve energie uit). Lokale tijd moet je zien als een waarde in een drie dimensionale wereld zoals bijv. de temperatuur.
- Materie in beweging ofwel toenemende positieve energiedichtheid krimpt (de atomen van objecten staan dichter op elkaar), in een zwart gat krimpt materie maximaal.
- Tijdloosheid op bijv. een foton kan mogelijk worden uitgelegd dat het foton (of mogelijk ook andere deeltjes) in 2 werelden tegelijkertijd is, waardoor verstrengeling van deeltjes kan worden uitgelegd.
- Zwaartekracht (zie hoofdstuk 4b en figuur 8) is het verlenen / teruggeven van positieve energie bij objecten op atoomniveau tussen het aantrekkende object en het aangetrokken object via het zwaartekrachtveld. Dit heeft te maken met positieve energiedichtheden. Ook licht kan worden aangetrokken omdat er positieve energie wordt verleend op foton niveau (lichtdeeltje). Bij een object in een baan rondom een ander object (bijv. de Aarde en Maan) is er een evenwichtssituatie waarbij microscopisch gezien evenveel positieve energie wordt verleend als teruggeven. De aantrekkingskracht tussen positieve energieën bepaalt de zwaartekracht in de algemene relativiteitstheorie, banen van bewegende objecten of licht krommen door die aantrekkingskracht bij de geldige natuurkunde wetten (pure wiskunde) maar het is niet andersom, dat zwaartekracht ontstaat door gekromde banen of ruimtetijd. Gekromde banen of ruimtetijd ontstaan doordat de aantrekkende objecten bolvormig zijn. Net zoals zonder zwaartekracht ondergaan positieve energieën tegenwerking van de ruimte. Die tegenwerking wordt pas zichtbaar als een object of licht (positieve energie) pas echt op een locatie aanwezig is, zonder object of licht (positieve energie) op een locatie in de ruimte bestaat er geen lokale tijd (is dan niet meetbaar, zoals de universele lokale tijd) en is er geen kromming van ontbrekende banen aanwezig.
- Voor elke waarnemer in beweging (relativiteit) gelden alle natuurkunde wetten, maar de echte waarden gevonden volgens die natuurkunde wetten hebben de meeste betekenis voor een waarnemer die ook echt zelf bij een gebeurtenis aanwezig is (in ruimere zin, of in dezelfde lokale tijd aanwezig is, kan bijv. de hele Aarde zijn), bijv. vanuit een rijdende trein bezien bewegen de rails en lijkt de lokale tijd bij die rails langzamer te gaan bezien vanuit die rijdende trein maar dat is een lokale tijd bezien vanuit een denkbeeldige bewegende klok. Een lokale klok langs de rails beweegt niet, die in de rijdende trein wel. Vanuit de oerknal bezien beweegt de trein meer dan de rails, dus de lokale tijd in de rijdende trein gaat echt langzamer. Bijv. ook de schade van een atoombom (qua energie) langs de rails wordt niet groter bezien vanuit de rijdende trein.
- Als je in een universele tijd gelooft zoals ik, kun je daaruit afleiden dat je ieder beeld wat ontstaat pas iets later ziet doordat alles in beweging is, dus je ziet het "nu" niet meteen. Bij het onderwerp inkrimping op deze website (de atomen van objecten staan dichter op elkaar), is een gedachte dat een verticale lichtstraal (waargenomen vanuit een beweging in de x richting ofwel horizontale richting) enige vertraging kan hebben voor observatie, dus zo vreemd is die gedachte niet.
-
(aug. 2025 toegevoegd) Nog even overzichtelijk hoe ik relativiteit zie. In het heelal is alles in echte beweging t.o.v. de oerknal, dus ieder object neemt een deel van de universele tijd waar (afgelegde weg van het licht in de universele tijd) en dat is dus zijn eigen lokale tijd zoals wij op Aarde onze eigen lokale tijd kennen. Net zoals licht (de universele tijd) ondergaat ieder object echte tegenwerking van de ruimte, deze echte tegenwerking voor een object loopt synchroon met de waargenomen universele tijd (afgelegde weg van het licht in de universele tijd), hoe meer tegenwerking, hoe meer energie dit kost, hoe groter de energiedichtheid, hoe langzamer de universele tijd wordt waargenomen. De tegenwerking in de ruimte is naar alle richtingen vanuit 1 punt gezien even groot, zo ook is de universele tijd in alle richtingen hetzelfde, wil je de lokale tijd in een bepaalde richting vergelijken met de universele tijd, dan moet je volgens mij die universele tijd in dezelfde richting vergelijken (afgelegde weg van het licht in de universele tijd en de lokale tijd).
Als 2 verschillende objecten een snelheidsverschil v hebben, bijv. een waarnemer komt met een snelheid v voorbij een object, staat het wiskundig gezien vast, dat vanuit de waarnemer of het object zelf, eenzelfde kleiner deel van de universele tijd (afgelegde weg van het licht in de universele tijd) wordt waargenomen bij de ander vanuit zijn eigen lokale tijd bezien, dus bij beiden wordt die andere lokale tijd langzamer waargenomen met eenzelfde factor. Dus beiden kunnen berekenen hoe lang licht onderweg zou zijn vanuit beiden waargenomen (dat is altijd een deel van de universele tijd ofwel de afgelegde weg van het licht in de universele tijd).
Maar wat registreren nu echte lokale klokken van die berekeningen, voor het gemak een atoomklok die met licht werkt, nauwkeuriger kan het niet, maar elke andere klok registreert hetzelfde als de constructie het toelaat? En laat ik weer het voorbeeld gebruiken van de bewegende treinwagon over de stilstaande rails. De reeds gemaakte berekeningen vanuit beiden kloppen, maar nu gaat het om de echte bewegingen gezien vanuit de oerknal, wie beweegt met meeste of wie beweegt echt t.o.v. de ander. Omdat een stilstaande klok in de treinwagon echt beweegt t.o.v. de rails, zullen de berekeningen vanuit de rails bezien ook echt op die klok kunnen worden waargenomen in de treinwagon, de klok als object bezien ondergaat meer tegenwerking van de ruimte, zijn energiedichtheid neem toe en zijn lokale tijd gaat dus langzamer. Een stilstaande klok als object bezien langs de rails ondergaat niet meer tegenwerking bezien vanuit de treinwagon dus wijst zijn eigen lokale tijd aan die onafhankelijk is van de treinwagon, ook zijn eigen lokale energie van de klok blijft dus hetzelfde. Enkel een echte bewegende klok loopt langzamer. Dus een object zoals een lokale klok wordt met een snelheid v waargenomen, maar belangrijk is of deze ook echt beweegt. Vanuit de treinwagon bezien hangen wel alle natuurkundige berekeningen samen, als men een langzamere lokale tijd bij de ander waarneemt moet ook zijn energiedichtheid zijn toegenomen etc., maar dit alles zou exact kloppen als men vanuit de treinwagon iets echt ziet bewegen met de snelheid v, bijv. een minitreintje binnen de treinwagon.
Hoe zou men kunnen vaststellen wat echt beweegt tussen twee objecten? Als dat mogelijk zou zijn, beide klokken op die objecten aanwezig synchroniseren in een startpunt, de klok die na een bepaalde afstand de minste tijd registreert loopt het langzaamste ofwel het bijbehorende object beweegt sneller dan het andere object.
Helemaal onderaan in de figuren 4, 4a, 5, 5a, 5b, 5c, 5d en 5e wordt het mogelijk duidelijker. Ik heb de formules nu ook kunnen verbeteren (zie 5a, en zoals ik het zie natuurlijk) zodat als er iets niet echt beweegt, zijn lokale tijd en energie ook niet verandert.
1.Inleiding
Als ik hier over het duivelse USA schrijf, bedoel ik de machthebbers en niet de gewone mensen, die zijn meestal gewillig maar ook erg manipuleerbaar.
De inhoud van beide gerelateerde websites "Eenvoudige uitleg Einstein's relativiteitstheorie" (uitgeprint zo’n 125 pagina's tekst) en "Stop het vetorecht in de Verenigde Naties" heeft zo'n 10 jaar op internet gestaan (2012 – maart 2022), waarbij ons mysterieuze bestaan gekoppeld is aan de Verenigde Naties in een persoonlijke poging het leven op onze Aarde aanzienlijk te verbeteren door intense samenwerking. Ik geloof daar sterk in. Uit frustratie doordat het duivelse USA gelukt is een oorlog aan te jagen tussen Rusland en de Oekraïne waarbij de haat tegen Rusland zo groot is geworden, dat we weer 50 jaar terug in de tijd zijn geworpen (later meer uitleg in de Verenigde Naties website), het duivelse USA heel gelukkig, heb ik de gehele inhoud verwijderd met het gevoel dat de Aarde toch een planeet is waar grote achterlijkheid heerst en het mogelijk nog wel 1000 jaren zal duren (of nooit) wil die samenwerking ooit verbeterd worden. Ik had beide domeinen al opgeschoond, alle backups verwijderd, de oorspronkelijke teksten en documentatie zijn definitief verloren, alle studieboeken zijn weggegeven, maar wil achteraf toch nog enige tekst eenmalig toevoegen als afsluiting van dit persoonlijk streven. Ik zal hierna niet meer met de onderwerpen bezig zijn en ben erg blij dat het leven kortdurend is op deze stompzinnige planeet (ben gelukkig al een senior, laat geen kinderen achter dus ben niet direct verantwoordelijk voor hun toekomst, maar maak me wel zorgen over de volgende generaties die eeuw na eeuw steeds dezelfde ellende over zich heen krijgen door het gebrek aan groeiend inzicht). Op dit moment (gaat wel weer over) zie ik enkel idioten om mij heen, een soort halve wilden die mentaal maar op hetzelfde niveau blijven hangen eeuw na eeuw, technisch groeit men wel.
Mijn website "Stop het vetorecht in de Verenigde Naties" is erg anti USA denken (later meer uitleg in die website). Opmerkelijk is dat beide websites altijd bovenaan hebben gestaan op Bing zowel in het Nederlands als het Engels met eenvoudige zoekwoorden. In Google enkel in het Nederlands maar in het Engels nagenoeg onvindbaar, dus heb mijn teksten nooit goed wereldwijd kunnen verspreiden. Ik heb dat met andere kritieke stukjes ook gezien, Google is een publieke machine voor de lokale taal / land. In het Engels is het voornamelijk een publieke machine voor de USA, vandaar dat de inwoners van de USA zelf deze kritieke stukjes niet te lezen krijgen. Net zoals in andere grootmachten dus. Daarom zou alles wat publiekelijk is zoals op internet onder de Verenigde Naties moeten vallen, dan heb je echt de grootst mogelijk te bereiken vrijheid. Maar ja, van de andere kant bezien kun je via ophitsen ook conflicten veroorzaken zoals we bijv. in het Midden-Oosten en Oekraïne hebben gezien. Maar in een Verenigde Naties zonder vetorechten en met wereldleger, is deze kans natuurlijk zeer laag geworden.
2.Eenvoudige uitleg Einstein's relativiteitstheorie
i) Geraadpleegde bronnen zijn het boek "De sublieme eenvoud van relativiteit" van S.B., Wiki diverse informatie, wat wetenschappelijke verslagen, en aangevuld met wat eigen gedachten
In het begin van hoofdstuk 5 is een link te vinden naar de oude inhoud van deze website, gevonden later in 2023 in een web archief.
Alle originele tekst is verloren gegaan, dus ik zal teksten naar boven moeten halen die nog in mijn geheugen zitten. Misschien heeft dit het voordeel dat ik nu mijzelf moet dwingen bepaalde zaken nu korter en bondiger uit te leggen en in een logische volgorde, de inspiratie tot lange uitleg is weg (dus geen gedetailleerde uitleg meer). Dit heeft mogelijk een idee opgeleverd om ook verticale inkrimping te beredeneren, zie tekst (nu begrijp ik ook waarom Einstein inkrimping heeft gevonden met zwaartekrachtgolven, via energietoename, het zit al in de basistheorie). En nogmaals zoals ik het zelf bedacht heb naast feiten uit de relativiteitstheorie en kwantummechanica, of het de waarheid is moeten anderen maar beoordelen, of mogelijk geeft het nieuwe ideeën. Het is nu een korte samenvatting geworden (toch weer uitgeprint zo'n 70 pagina's door ook nieuwe onderwerpen), voor een volledig begrip zoals ik denk, moet deze samenvatting volledig worden gelezen t/m de laatste zin omdat ik steeds wat toevoeg / opbouw.
In 2012 kwam in mij het idee op van het tijdloze, een tijdloze verbinding tussen verstrengelde deeltjes. Het concept van verstrengelde deeltjes in de kwantummechanica is dat het ene deeltje op de Aarde kan zijn, het andere deeltje op Mars, en doordat ze verstrengeld zijn met elkaar kan men een eigenschap van het ene deeltje veranderen die dan onmiddellijk wordt doorgegeven aan het andere deeltje. Men kan dit nog niet verklaren maar mijn idee is dat het een tijdloze verbinding is. Toen ben ik begonnen mij te verdiepen in het concept tijd (duur) in de speciale relativiteitstheorie van Einstein om uiteindelijk dit te ontrafelen in de kwantummechanica. Zoals boven beschreven ben ik helaas op de valreep niet zo ver kunnen komen, en nu is mijn interesse weg. Maar wil wel nu een overzicht geven, en dus doorgeven aan anderen, hoe ik tegen deze zaken nu aankijk, en kort samengevat. Dan is de laatste 13 jaar niet helemaal verloren tijd geweest.
(v = snelheid van een willekeurig object bijv. een raket; c = de lichtsnelheid van 300.000 km / seconde, deze seconde kan ook een vertraagde seconde zijn; of ik geef soms de afstand aan met c = 300.000 km, zodat men met afstand het aantal seconden kan berekenen; met een object bedoel ik materie ter onderscheid van licht wat geen materie is, bestaat uit andere deeltjes; m = de massa van materie, geeft de hoeveelheid materie aan, sinds Einstein is het eigenlijk de hoeveelheid energie, licht bestaat niet uit materie, maar heeft wel energie; tijdvertragingsfactor = √(1 - (v2 / c2)); γ = (1 / √1 - (v2 / c2)); wanneer ik hier een aantal x seconden s noem, dan zijn dat de normale seconden zoals we die kennen, soms is eraan toegevoegd snelle of langzame s, maar dat is enkel om te benadrukken of die seconden uit de snelle of langzame tijd komen, maar het blijven de standaard seconden s, bijv. als het langzame seconden zijn betekent 0,75s dat er als er 1 snelle seconde voorbij is dus 1s, dat er gelijktijdig 0,75 langzame seconden voorbij zijn dus 0,75s, dus een deel van een snelle seconde, een snelle seconde kent een korte duur, een langzame seconde kent een langere duur)
- Volgens mij is het uit het niets positieve en negatieve energie ontstaan, waarbij positieve energieën elkaar aantrekken (denk aan de zwaartekracht) en positieve energie en negatieve energie elkaar afstoten. Bij de oerknal is deze energie uit het niets ontstaan waarbij materie (of licht) door de positieve energie gerepresenteerd wordt, en ruimte zelf door de negatieve energie wordt gerepresenteerd. Dus materie (positieve energie) ondervindt tegenwerking in de ruimte van de negatieve energie die overwonnen moet worden. Niemand weet wat energie is, wel dat het niet verloren kan gaan en alle bewegingen rekenkundig kan verklaren. Positieve energie zit opgeslagen in deeltjes (ruimte bestaat ook uit transparante deeltjes maar met negatieve energie) en tijdens de oerknal is alles in beweging gezet en heeft zodoende alles positieve energie gekregen, zodat dit model rekenkundig klopt. Zoals bekend zijn wijzelf ook constant in beweging via de Aarde die als onderdeel van een stelsel door de ruimte reist als gevolg van de oerknal. Het is mogelijk dat rondom sommige objecten ver in de ruimte meer negatieve energie aanwezig is dan normaal (of gecomprimeerd), zodat de snelheden van die ronddraaiende objecten hoger kunnen zijn dan verwacht. De wet van behoud van energie zegt dat er geen energie verloren kan gaan, en dat blijkt ook uit deze redenering. Als er energie verloren zou gaan, zou de hoeveelheid positieve en negatieve energie niet meer niets zijn samen opgeteld. Het klopt wel als er eenzelfde hoeveelheid positieve en negatieve energie zou verdwijnen. Als het heelal uit zou breiden, dus er komt ruimte bij en dus negatieve energie, lijkt het mij dat er ergens positieve energie bijkomt (mogelijk uit de oerknal en uit het zicht). Ook denk ik dat positieve energie enkel in deeltjesvorm bestaat, dus deeltjes zijn puur positieve energie, alles wat positieve energie kost is altijd een uitwisseling van deeltjes. Neemt de positieve energie van een object toe terwijl het aantal deeltjes gelijk blijft, bijv. een object wat met grote snelheid door de ruimte reist, dan neemt de positieve energie van die deeltjes toe ofwel de energiedichtheid neemt toe. Bij licht schijnt dit anders te zijn. Licht bestaat uit deeltjes fotonen genoemd, en hebben meestal eenzelfde positieve energie, laat men de energie van een lichtgolf toenemen op de een of andere manier, dan neemt het aantal deeltjes ofwel fotonen toe, dus de energie per foton blijft meestal hetzelfde.
Maar als licht ontstaat op een bewegend object, zal de energie van een foton iets hoger zijn dan als dat object stilstaat. Dit maakt later duidelijk waarom de lichtsnelheid constant blijft maar de tijd trager verloopt (ofwel duur neemt toe).Maar het is wel zo dat de energie van fotonen (lichtdeeltjes dus) iets verschillen als de frequentie van licht anders is (zie later). - Volgens mij is zwaartekracht het fenomeen dat een object positieve energie tijdelijk verleent aan een ander object om het aan te trekken, eigenlijk het streven naar een nieuwe energiedichtheid inclusief de energie van het aangetrokken object, maar die energiedichtheid kan eventueel uiteindelijk ook hetzelfde blijven. Want tijdens de afgelegde route neemt de snelheid van het aantrekkende object toe waardoor zijn positieve energie toeneemt, eenmaal op het oppervlak van het object die de positieve energie verleende, wordt de verleende positieve energie weer teruggegeven, eigenlijk is dan de nieuwe energiedichtheid bereikt samen met het aangetrokken object. Een object dat met een bepaalde snelheid in een baan om de Aarde beweegt verkeert in een evenwichtssituatie, waarbij het microscopisch gezien steeds een stukje positieve energie teruggeeft aan de Aarde en weer eenzelfde stukje positieve energie verleend wordt door de Aarde. Zo kun je dit ook beredeneren voor planeten rond de Zon, de Maan rond de Aarde etc. Gewichtsloosheid in een ruimtevaartuig bijv. ontstaat doordat de maximale positieve energie door de zwaartekracht al aan je verleend is, als je vanuit die situatie gaat / kunt bewegen ondervind je geen (extra) zwaartekracht meer en kun je met geringe positieve energie bewegen. (november 2024) Zie mijn beeld over de zwaartekracht nu in hoofdstuk 4b (en met een persoonlijke gedachte waarom zwaartekracht mogelijk enkel op macroniveau lijkt voor te komen).
- Over het concept tijd (duur) wordt vaak raadselachtig gedaan zoals teruggaan in de tijd (enkel science fiction) etc., maar tijd (duur) is niets bijzonders, het is de tegenwerking van de negatieve energie in de ruimte die alle objecten en licht ondervinden bij beweging (een soort wrijving maar zonder energieverlies). Met tijd (duur) meet men beweging. Voor beweging heeft men ruimte nodig, dus tijd (duur) en ruimte zijn daardoor verweven met elkaar. M.b.v. tijd (duur) vergelijken we in feite een standaard beweging met de te meten beweging. De standaard beweging is afgeleid van een dag duur, tussen van middernacht naar middernacht, uiteindelijk is dit vastgelegd in een of ander mechaniek of zelfs in een atoomklok, een bepaalde standaard beweging komt overeen met 1 seconde, of 1 minuut of 1 uur etc. Als we de tijd (duur) dus gaan meten van een willekeurige beweging, dan kunnen we zeggen dat er een bepaald aantal meters wordt afgelegd in een bepaalde tijd (duur) bijv. 3 meter / seconde. In feite betekent dit dat er 3 meter is bewogen terwijl de Aarde een bepaald aantal meters heeft bewogen rondom zijn as (1 seconde), dus er zijn 2 bewegingen met elkaar vergeleken. Beweging van een object (positieve energie) in de ruimte ondervind tegenwerking van de negatieve energie, maar ook op Aarde, maar op Aarde ondervind een beweging ook nog eens wrijving door andere deeltjes (in tegenstelling van eenmalige benodigde positieve energie in de ruimte voor beweging, kost wrijving doorlopend positieve energie). Een klok is zodanig gemaakt dat het enkel gevoelig is voor de tegenwerking van de negatieve energie zoals in de ruimte, dus meet de tijd op Aarde net zoals in de ruimte, als het stormt op Aarde zal de klok daar geen last van hebben. Waarom kost beweging in de ruimte maar eenmalige positieve energie? Omdat de transparante deeltjes met negatieve energie geen positieve energie kunnen opnemen, ze hebben wel een afstotende werking.
- Men ontdekte in de natuurkunde dat het meten van de lichtsnelheid, met een klok dus, steeds hetzelfde getal opleverde, of men nu niet in beweging was, of wel in beweging was met hoge snelheid tezamen met de meegenomen klok (hieronder bij gelijktijdigheid heb ik een voorbeeld gemaakt waarbij dit duidelijk in beeld wordt gebracht zodat dit minder moeilijk is om te begrijpen). Via Lorentz was dit het begin van de relativiteitstheorie van Einstein, het bleek dat de tijd langzamer ging (ofwel duur neemt toe) bij beweging (dus met meegenomen klok die dus ook in beweging is). Dus in beweging duurt het langer om waar te nemen dat licht een weg van 300.000 km heeft afgelegd bijv. op een bewegend plateau (van 300.000 km lang) door de ruimte waarop men een lichtstraal waarneemt. Dit is niet zo moeilijk uit te leggen. Lees eerst de uitleg over de universele lokale tijd helemaal bovenaan en de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) van waargenomen licht voor een bewegend object of waarnemer door meer tegenwerking van de ruimte. Als een object sneller door de ruimte beweegt, kost dit eenmalig meer positieve energie door de tegenwerking van de negatieve energie (als je de wrijving wegdenkt, kun je dit vergelijken door langzaam of snel door water te lopen). Stel dat dit object een klok is, dan kost het eenmalig meer positieve energie voor die klok als object zijnde (het totaal van alle onderdelen), dus de gemiddelde energie van alle deeltjes neemt toe, daarom neemt de tegenwerking ook toe,
als men licht zou laten ontstaan in deze klok dan is de energie van een lichtdeeltje (foton) iets verhoogd vergeleken met de klok in stilstand, dus licht krijgt ook meer tegenwerkingen door de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) minder waargenomen licht voor een bewegend object of waarnemer, en licht bepaalt de tijd (duur), dus vergeleken met de klok in stilstand gaan alle bewegingen langzamer ofwel de klok loopt langzamer ofwel de tijd gaat langzamer (of duur neemt toe). Men zou met extra interne energie bewegingen sneller kunnen krijgen (dan functioneert het niet meer mechanisch als klok),maar men kan de energie intern van de fotonen niet verhogenmaar men kan de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) van waargenomen licht niet veranderen dus de tijd (duur) verandert niet. Dus bijv. in een bewegende mens gaat ook alles langzamer, ook het ouderdomsproces, dus een mens zou ouder kunnen worden, dit geldt natuurlijk enkel voor hoge snelheden en daar is misschien ons lichaam niet op ingesteld, dus in de praktijk kan dit mogelijk niet. De vertragingsfactor voor tijd (of duur neemt toe) is afhankelijk van de snelheid van het object (kan een klok zijn) en de lichtsnelheid. Dus de lichtsnelheid is ook verweven met de tegenwerking ofwel de negatieve energie in de ruimte. Je kunt ook zeggen dat de lichtsnelheid de maximale snelheid is die mogelijk is door die tegenwerking ofwel negatieve energie. Dus met meer tegenwerking wordt minder licht waargenomen door de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) binnen een bewegend object (wat een klok zou kunnen zijn, een trein, de Aarde etc.), dus de tijd gaat langzamer (of duur neemt toe), de lokale lichtsnelheid blijft gelijk (maar in een langzamere tijd of langere duur).Dus de tegenwerking voor lichtdeeltjes (fotonen) door de negatieve energieDus de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) van waargenomen licht voor een bewegend object of waarnemer is zodanig dat de lokale snelheid van die lichtdeeltjes (ofwel licht) altijd hetzelfde is (in elke tijd, snel of langzaam, of korte / lange duur). Dus de lichtsnelheid is een constante in de natuur die aangeeft dat de maximale te overbruggen afstand binnen een tijd (duur) altijd gelijk is. Die constante (ofwel tijd / duur) zit ingekapseld in de ruimte en wel in de transparante deeltjes met negatieve energie. Zo vond Einstein ook de beroemde formule e = m.c2, dus alle materie is een bepaalde hoeveelheid positieve energie volgens een vaste formule. Als die materie sneller beweegt (in de ruimte), kost dit meer positieve energie eenmalig, de massa (m) neemt daarom toe, dus de totale positieve energie blijft e = m.c2. Dit was best wel eenvoudig af te leiden uit wat Maxwell al ontdekt had met de impuls voor licht e / p = c voor alle waarnemers (de impuls is de hoeveelheid beweging, voor materie is deze p = m . v). Zelfs Lorentz had al ontdekt dat de natuurwetten van Maxwell bleven gelden bij de zgn. Lorentz transformaties die bij bewegende waarnemers horen. Daarom besloot Einstein dat er meerdere natuurwetten hetzelfde moesten blijven voor bewegende waarnemers (relativiteit). Zo werd de wet van behoud van massa opgeheven (Newton), dus de massa neemt toe bij grotere snelheid en zo ook dus de energie. Dus met de relativiteitstheorie gelden nog steeds de behoudswetten voor energie en impuls. - Dit bovenstaande ook nog eens extra verduidelijkt met energie. Als men een object (bijv. een raket) sneller laat bewegen in de ruimte kost dit extra energie, de energie van dat object neemt toe om de grotere tegenwerking te overwinnen. Dus de gemiddelde energie van alle deeltjes in dat object neemt toe om die grotere tegenwerking te overwinnen. Als men in dat object iets laat bewegen, bijv. een bal, dan heeft die bal al extra energie in zich van de tegenwerking van dat object (is verdeeld over alle delen van dat object, dus ook die bal). M.b.v. extra energie kan men die bal laten bewegen, maar door de grotere tegenwerking, gaat die beweging langzamer.
Ook lichtdeeltjes gaan langzamer, want die fotonen hebben een iets hogere energie bij het laten ontstaan van licht, en dus meer tegenwerking, eigenlijk is de tegenwerking van lichtdeeltjes een combinatie van hun energie en frequentie van licht, dus de tijd gaat ook langzamer (of duur neemt toe).Ook lichtdeeltjes worden langzamer waargenomen want door de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) wordt minder licht waargenomen voor een bewegend object of waarnemer (lichtdeeltjes hebben enkel tegenwerking in de ruimte voor de universele lokale tijd, die tegenwerking is een combinatie van hun energie en frequentie van licht). De tegenwerking van materie is groter dan van licht, dus de snelheid van de beweging van materie gaat altijd langzamer. Maar die extra energie voor die beweging bijv. van die bal is vergelijkbaar met als dat object stilstond. Omdat die bal langzamer gaat kost het ook minder energie in vergelijking dat het object stilstond. Dus als alles langzamer gaat in een object wat sneller beweegt, betekent dat niet dat men extra energie nodig heeft om te bewegen als toen het object stilstond. Bijv. op Aarde kan men snel of langzaam bewegen, dat kost meer of minder energie. In het voorbeeld hieronder over gelijktijdigheid, gaat een bepaalde beweging langzamer gelijktijdig bezien. Men zou die beweging best sneller kunnen laten gaan als je niet naar gelijktijdigheid kijkt, maar de beweging van licht krijgt men niet sneller, dus de tijd gaat altijd langzamer (of duur neemt toe). - Ik moet toch voor de nieuweling het een en ander nog beter uitleggen. Tijd (duur) bestaat op / rond een bewegend object, dat object kan bijv. de Aarde zijn (beweegt door de ruimte, de Aarde heeft onze tijd / duur), of een bewegende trein, of twee vliegen in een klap, een bewegende klok (die zijn eigen tijd / duur aanwijst). Dus als een object beweegt geef je de snelheid van dat object aan in je eigen tijd (zeg maar lokale tijd / duur), bijv. van een rijdende trein op Aarde, maar de tijd (duur) van rond / op die rijdende trein is weer een andere tijd die dus langzamer gaat volgens het bovenstaande (of langere duur). Ook bedoel ik hier met tijd niet hoe laat het is, maar het verloop van tijd (duur), dus gaat de klok sneller of langzamer tikken door de tegenwerking van de negatieve energie in de ruimte. De standaard beweging leek de rotatie van de Aarde te zijn, zo hebben we de tijd (duur) uitgedrukt in seconden. Maar omdat je die beweging verder of dichterbij de as van de Aarde kunt nemen, kun je die niet als de standaard beweging beschouwen ter vergelijking, dat moet een beweging zijn die altijd dezelfde afstand oplevert in 1 snelle of langzamere seconde, dus de standaard beweging is de beweging van licht in 1 seconde, snel of langzaam (korte / langere duur). In iedere situatie beweegt licht 300.000 km per (lokale) seconde, dus via het afgelegde pad van licht kun je ook de daarbij behorende tijd (duur) in (lokale) seconden berekenen (snel of langzaam, korte/ langere duur). Alle andere tijden van bewegingen van objecten moeten altijd overeen komen met welke afstand licht intussen zou kunnen hebben afgelegd, er bestaat maar 1 tijd (duur). Enkel een bewegend object (materie dus) kent een (lokale) tijd (duur) rond / op dat object, licht is geen materie maar kan enkel op een object worden opgewekt, licht bestaat niet zomaar uit zichzelf, dus de snelheid van licht (die altijd hetzelfde is) wordt altijd bepaald in de lokale tijd (duur) van het object waar het is ontstaan (bijv. een lamp, de Zon etc.), licht wordt altijd opgewekt in de universele lokale tijd, een natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) zorgt ervoor dat minder licht wordt waargenomen voor een bewegend object of waarnemer..
- Zo kun je gemakkelijk een formule afleiden dat de vertragingsfactor van tijd (√(1 - (v2 / c2)); later vind ik 1 - (v2 / c2)) letterlijk met de positieve energie aangroei van het object te maken heeft ((ek_new / et_old) = (½.m.v2 / m.c2) = -½.(1 - (v2 / c2)) + ½). Dus als een object sneller reist kost dit extra positieve energie, de verhouding tot zijn (oude) totale positieve energie, is de vertragingsfactor, dus tijd / duur (een meereizende klok) staat in relatie met de aangroei van positieve energie, en ook de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) dat er minder licht wordt waargenomen. Door de oerknal reist de Aarde met een bepaalde snelheid door de ruimte en daarbij hoort de tijd (duur) zoals we die kennen. Zou die Aarde met grotere snelheid door de ruimte reizen, dan zou onze tijd trager verlopen (of langere duur). Ook zwaartekracht heeft daarom invloed op tijd (duur), een klok in de ruimte loopt sneller dan op Aarde. Omdat de hoeveelheid gemiddelde positieve energie van die klok of ander object op Aarde groter is dan in de ruimte. Zelfs een hangende klok boven het aardoppervlak krijgt positieve energie verleend door de Aarde, dus de tijd loopt langzamer (of langere duur), maar sneller dan op de Aarde zelf. De aangroei van positieve energie hoeft dus niet enkel door beweging te komen, elke aangroei van positieve energie beïnvloed de tijd (duur). Bijv. denk aan een lopend mannetje op de trein zodanig dat het mannetje stilstaat voor jou. De positieve energie van dat mannetje is door 2 bewegingen gegroeid, de trein en zijn lopen, daarom loopt zijn horloge langzamer dan die van jou ofschoon het lijkt dat beiden stilstaan. Dus je kunt je dan ook voorstellen dat bij energietoename door een langskomende zwaartekrachtgolf, even de tijd trager gaat en de materie krimpt (zie later), zoals dit laatste al is aangetoond in de praktijk. (november 2024) Volgens mij is er tussen atomen weinig zwaartekracht doordat beide atomen dezelfde positieve energiedichtheid hebben, maar op het moment dat ze extra positieve energie wordt toegediend, gebeurt dat niet gelijktijdig, waarbij de atomen even naar elkaar toe bewegen waardoor dus het hele object krimpt of andersom weer uitzet, daarna hebben ze weer allen dezelfde energiedichtheid en hebben weer weinig zwaartekracht, er is geen reden tot beweging meer (zie hoofdstuk 4b).
- Volgens mij geldt de tijdvertraging (of langere duur) enkel voor een object waarbij er sprake is van positieve energie aangroei. Dus als A werkelijk beweegt vanuit B, dan gaat de tijd op A trager vanuit B beredeneert (of langere duur), maar andersom gaat de tijd vanuit A op B sneller (of kortere duur), want B beweegt niet echt vanuit A gezien. Dus in redeneringen moet men uitzoeken waar er positieve energie aangroei is. Men kan natuurlijk wel beiden in beweging zijn. Maar het is wel zo, dat zowel A als B niet kunnen waarnemen of een tijd (duur) bij de ander trager of sneller verloopt (als men het niet weet), men neemt gebeurtenissen bij de ander waar alsof ze in de eigen tijd (duur) plaatsvinden. Dat komt duidelijk tot uiting met het voorbeeld van een foton hieronder (maar geldt ook voor een bewegend object). Of het foton nu bij A of B is gelanceerd, beiden nemen dezelfde afgelegde weg waar alsof het foton bij hen zelf is gelanceerd, dus in hun eigen bijbehorende tijd (duur). Zie mijn conclusie op het einde van dit hoofdstuk 2 (oktober 2024). Conclusie : relativiteit gaat enkel om beweging om gelijktijdige locaties te beredeneren t.o.v. elkaar. Maar de echte bewegingen zelf hebben gevolg voor tijd en energie voor die bewegende objecten zelf die anders is dan bij Newton, dat is weer onderdeel van de totale relativiteitstheorie.
Dus als A echt beweegt t.o.v. B, zijn de beredeneerde tijden en energie correct. Als men beredeneert dat B beweegt t.o.v. A terwijl dat niet correct is, kan men met relativiteit de juiste gelijktijdige locaties beredeneren t.o.v. elkaar door een denkbeeldige klok bij B te beredeneren (die ook langzamer gaat t.o.v. A), maar de echte energie en tijden weet men niet. - Uit de relativiteitstheorie volgt ook dat een waarnemer van een bewegend object, dat object smaller ziet, dat noemt men lengte contractie. Men beschouwt lengte contractie als iets visueels maar niet echt, dus het object wordt niet echt smaller. Dat komt door tegenspraken omdat men denkt (denk ik) dat hierboven zowel A als B de tijd zien vertragen (of langere duur) bij de ander en dat is volgens mij onjuist. Ik heb met tekeningen van een rijdende wagon aangetoond (documentatie is er niet meer, jawel zie hoofdstuk 5 en web archief) dat de relativiteitstheorie enkel kan kloppen als de vertragingsfactor en de lengte contractie (die echt is, ik noem die krimpingsfactor, een bewegende meetlat krimpt werkelijk in alle richtingen, of door positieve energie aangroei, de atomen staan dichter op elkaar, het krimpt werkelijk en er is bestaat geen visuele of wiskundige lengtecontractie meer) het kwadraat zijn van de waarde thans bekend. Later heb ik dit zelfs kunnen afleiden uit een oude tekening (gedachte, zie hoofdstuk 5 en web archief). Men neemt een bewegend object B en laat een lichtstraal reflecteren vanuit een stilstaand object A. Dan wordt de tijd (duur) van die lichtstraal heen (1 - (v / c)) korter gezien vanuit B, en terug langer (1 + (v / c)) gezien vanuit B. Men kan dan zeggen, per saldo wordt op B maar (1 - (v / c)).(1 + (v / c)) = 1 – (v2 / c2) lichtstraal waargenomen. (sept. 2025 toegevoegd) Dit is in beeld gebracht in figuur 5c. Volgens mij krimpt daarom alle materie in een zwart gat tot deeltjes door de enorme positieve energie aangroei. Bij verhitting kan soms materie uitzetten of bij koude inkrimpen, ik denk dat dit lokale effecten zijn die erbovenop komen. Terugkomende op die documentatie, dit hield het volgende in. Als men een foton afvuurt onder een rijdende treinwagon, en een foton langs de rails maar ook onder die treinwagon, dan moeten beiden door een waarnemer langs de rails (of twee detectoren op het spoor) gelijktijdig in dezelfde locatie worden waargenomen, en die locatie onder de treinwagon ligt iets verder weg door de theorie van de lengte contractie, dit lijkt mij dus onmogelijk, vandaar dat ik aan inkrimping denk (zie later) waardoor die locaties wel gelijk worden.
Als minder lichtstraal wordt waargenomen betekent dat dit licht gecomprimeerd wordt waargenomen, de fotonen staan dichter bij elkaar, dus er verdwijnen geen fotonen. EnMinder waargenomen lichtstraal betekent wel dat de (lokale) tijd langzamer gaat (duur neemt toe). Je kunt dit ook zien in de tekening hieronder van de rijdende treinwagon. Men laat een lichtstraal van 1,5c reflecteren vanuit stilstand, zonder lengtecontractie is 0.75c het gelijktijdige moment in de treinwagon, in dat punt wordt in de treinwagon 1 – (v2 / c2) minder lichtstraal waargenomen (2x), dus de (lokale) tijd gaat langzamer (duur neemt toe) met een factor 1 – (v2 / c2). Eigenlijk zou je met deze formule 1 – (v2 / c2) niet eens aan inkrimping hoeven te denken, maar verticaal klopt het dan niet, maar zoals onder beredeneerd zou dat met een correctie in gelijktijdigheid kunnen worden gecompenseerd, met een verticale lichtstraal is de formule 1 – (v2 / c2) erg duidelijk, maar goed even verder analyseren. Maar inkrimping past wel goed bij de gevolgen van langskomende zwaartekrachtgolven (zie later) en wat er mogelijk in een zwart gat gebeurd. Maar zoals onder beredeneerd, moet het toch inkrimping zijn, anders zou de lengte van objecten met een lasterstraal (licht dus) gemeten in een stilstaand systeem anders zijn dan in een bewegend systeem door een waarnemer in het stilstaande systeem. - Het moet nu duidelijk zijn wat nu precies universele lokale tijd (duur) is, het is de tegenwerking die een standaard beweging (licht) ondervindt in de ruimte, de negatieve energie zoals ik denk. Een natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) zorgt ervoor dat minder licht ofwel lokale tijd wordt waargenomen voor een bewegend object of waarnemer die ook tegenwerking van de ruimte ondervind. In een zwart gat is er 1 punt waarin de tijd 0 is, ofwel tijdloos is. Dat komt omdat er in dat punt geen beweging meer mogelijk is, de hoeveelheid positieve energie of deeltjes is oneindig groot, ook al zou dit een eindige hoeveelheid zijn, door dat punt oneindig dicht te naderen, wordt de positieve energie in dat punt oneindig groot. Bedenk dat het zwarte gat in zijn geheel ook in beweging is, maar in dat ene punt is geen beweging meer mogelijk dus kan er ook geen tijd (duur) bestaan. Dit is een toestand van tijdloosheid. Een andere toestand van tijdloosheid zoals ik denk is tussen deeltjes die verstrengeld zijn met elkaar. De informatie daartussen gaat oneindig snel ofwel onmiddellijk zodat er ook geen sprake is van tegenwerking. Ik heb zelfs het idee dat tijd (duur) enkel bestaat bij materie ofwel positieve energie. En dat wat de tegenwerking veroorzaakt, de negatieve energie dus, zelf ook tijdloos is, het reageert enkel op positieve energie. Dit past ook wel bij het Higgs veld, dat alle materie massa krijgt, dus energie, en dus tijd ondergaat, is er geen massa of dus energie aanwezig, dan is het tijdloos.
- Dat zou dus volgens mijn visie betekenen dat de ruimte ook tijdloos is, enkel de materie (of licht) in die ruimte ervaart tijd (duur). Ook denk ik dat tijd (duur) een emergente eigenschap is (zwaartekracht ook), het bestaat enkel op materieniveau (of lichtgolf niveau), dus de gemiddelde positieve energie per deeltje (voor een lichtgolf enkel 1 foton, licht bestaat uit deeltjes (of lichtgolven) die fotonen worden genoemd, het zijn energiepakketjes). Dus rond of in de materie heerst dezelfde tijd (duur), ook tussen deeltjes, maar op het niveau van een deeltje is de tijd ook 0 (tijdloos). Door deze emergente eigenschappen zou het dus mogelijk kunnen zijn dat alle deeltjes binnen de materie tijdloos met elkaar in verbinding staan via een of ander kanaaltje, zij geven onmiddellijk de informatie door aan de emergente eigenschappen. Met de vondst van verstrengelde deeltjes heeft men mogelijk ontdekt dat licht in staat is zo'n kanaaltje (van negatieve energie) te leggen. Licht heeft een belangrijke rol, het bestaat uit energiepakketjes, en is daarom ook binnen de materie belangrijk, het moet dus sneller zijn dan de materie.
- Ik kan nu al het bovenstaande en gelijktijdigheid combineren in een duidelijk voorbeeld. Zie dit voorbeeld in figuur 1 en 2 helemaal onderaan. Licht kan in feite ook gebruikt worden als klok, want 300.000 km licht is altijd 1 seconde door de natuurlijke synchronisatie, ook als de tijd langzamer gaat (of langere duur). Als een object bijv. van ons af beweegt, zodat dus de tijd daar langzamer gaat (of langere duur), wordt gelijktijdigheid ofwel hetzelfde moment bij ons, bepaald door de omgerekende snellere tijd (of kortere duur) maar ook door de afstand tot ons, want licht moet ook die afstand overbruggen en dat kost ook tijd (duur). Als bijv. 2 personen stilstaan t.o.v. elkaar, dan zijn gebeurtenissen gelijktijdig voor hen, de klok wijst bij beiden dezelfde tijd aan. Als die 2 personen in een rijdende trein zitten, idem, de langzamer lopende klok wijst bij beiden dezelfde tijd aan. Maar gelijktijdigheid bij bewegingen, bijv. tussen de stilstaande persoon en een persoon in een rijdende trein, ligt anders. Hoe verder die persoon naar voren zit in die trein hoe langer het duurt dat deze gelijktijdig is met die stilstaande persoon. De Lorentz transformatie is een formule waarbij tussen iedere locatie en tijd bij ons, een locatie en tijd op dat andere object kan worden bepaald zodat die gelijktijdig zijn, met een klok aan beide kanten kan men dus geen gelijktijdigheid berekenen, afstand speelt dus ook een grote rol. Mijn eigen voorbeeld nu. Stel dat een rijdende treinwagon een snelheid heeft van v = ½c en dat men in die treinwagon (helemaal links vanaf de wand) een lichtstraal laat ontstaan, een waarnemer A met die treinwagon meereist en de lichtsnelheid meet in een tragere tijd (of langere duur). Als men als waarnemer B langs de rails ook die lichtstraal meet, dus in een snellere tijd (of kortere duur), moet deze ook dezelfde snelheid meten in zijn snellere tijd (of kortere duur). Met de Lorentz transformatie vindt men dan dat waarnemer B bijv. de lichtstraal na 1,5 seconde op een afstand van 1,5c meet, de lichtsnelheid dus, de treinwagon heeft na 1,5 seconde 0,75c in afstand afgelegd, binnen de treinwagon heeft de lichtstraal 0,866c afgelegd in 0,866 seconde, dus ook de lichtsnelheid, de vertragingsfactor is 0,866, omgerekend in de snellere seconde van waarnemer B zou dit 1 seconde zijn. Dus enkel door de klokken te vergelijken zou dit niet voldoende zijn, in de treinwagon is pas 1 snelle seconde verstreken (of 0,866 langzamere seconde) en buiten de treinwagon 1,5 snellere seconde. Het begin van de lichtstraal wordt door waarnemer B op 1,5c gezien, de totale afgelegde afstand zou voor waarnemer B op 0,75c + 0,866c = 1,616c moeten zijn, maar omdat waarnemer B lengte contractie ziet, ziet deze de lichtstraal toch op 1,5c. Deze momenten zijn voor zowel waarnemer A als B gelijktijdig. Ik had aangetoond met tekeningen (eigen theorie dus, zie hoofdstuk 5 en web archief) dat het enkel kan kloppen, als materie krimpt in alle richtingen (atomen staan dichter bij elkaar) en de huidige tijdvertragingsfactor in het kwadraat neemt (die tevens de krimpingsfactor is, later leg ik het exact uit), men moet dus alle getallen met de Lorentz transformatie berekenen en nogmaals met de huidige vertragingsfactor vermenigvuldigen. Waarom komt men daar wiskundig niet uit, omdat volgens mij de eenheden krimpen en dat kan dus niet uit de formules rollen, want is daarnaast een bijkomend feit. Dus de tijdseenheid krimpt (of langere duur), en de lengte eenheid krimpt, dus de treinwagon en een meegenomen meetlat
en lichtkrimpen in alle richtingen, door de natuurlijke synchronisatie wordt minder licht geobserveerd. Er is dus geen lengte contractie meer, maar een inkrimping in alle richtingen, daarom zien waarnemer A en B beiden het begin van de lichtstraal op 1,5c omgerekend, voor waarnemer A zijn de getallen nog steeds juist zoals deze die meet maar heeft geen weet van krimpende eenheden. Denk niet dat 0,75 steeds de helft is, bijv. wanneer de snelheid van de treinwagon 0,25c is zijn de getallen duidelijk anders. Zo kun je ook andersom een lichtstraal in de treinwagon laten ontstaan, dus van rechts naar links. Ook die gaat in dezelfde tijd (duur). Je kunt berekenen dat dan de momenten van waarnemer A (aug. 2025, gecorrigeerd) in de locaties 0c / 0s en -2,598c / 2,598s gelijktijdig zijn met de momenten van waarnemer B in de locaties 0c / 0s en -1,5c / 1,5s, dit is iets moeilijker voor te stellen (door verschillende richtingen) maar klopt rekenkundig wel. Vooraan in de treinwagon zijn de punten van gelijktijdigheid anders, maar nog steeds is 1 snelle seconde verstreken in de treinwagon. Bijv. vooraan is na 0,866 langzame seconde gelijktijdigheid met 1 snelle seconde op een afstand van 0,5c langs de rails. Zie figuur 2 helemaal onderaan, later toon ik met figuur 1 nog wat anders aan. In dat andere punt was pas gelijktijdigheid na 1,5 snelle seconde. Nog een kort voorbeeld, maar nu van een object. Als waarnemer B een bal zou laten bewegen met een snelheid van 0,75c langs de spoorlijn, dan zou waarnemer A deze waarnemen met een snelheid van 0,4c, beredeneert volgens waarnemer B. Maar ook als waarnemer A een bal zou laten bewegen in de treinwagon met snelheid 0,4c (dezelfde beweging), beredeneert volgens waarnemer B, zou waarnemer B deze waarnemen met een snelheid van 0,75c, dus net andersom (in werkelijkheid ziet waarnemer A deze juist bij waarnemer B langzamer gaan, maar dat is voor later). Dan zou je kunnen denken, als waarnemer B de bal niet zelf laat bewegen maar de bal hetzelfde waarneemt, is de verklaring dan wel echt tegenwerking, want er beweegt geen bal bij B? Jawel, want de totale tegenwerking bij het echt laten bewegen van de bal, is gelijk aan de totale tegenwerking van de bal bij waarnemer A, door de beweging van de treinwagon en de bal binnen de treinwagon. - Kun je nu achteraf concluderen dat er 1 tijd (duur) in de natuur bestaat waarmee alle gebeurtenissen in het heelal in chronologische volgorde zijn vast te leggen? Jawel ik ben geneigd te zeggen dat er een universele tijd (duur) bestaat, maar die weten we niet. We kunnen enkel vanuit onze eigen (lokale) tijd (duur) op Aarde, alle gebeurtenissen om ons heen vastleggen in onze eigen tijd (duur), relatief dus. Zo ook eventueel vanaf andere planeten met andere snelheden door de ruimte, omrekeningen zullen moeilijk zijn om gelijktijdigheid vast te leggen ofwel onmogelijk vanwege het ontbreken van alle feiten. Maar tijden zijn enkel afwijkend als de snelheidsverschillen tussen objecten (bijv. planeten) erg groot zijn, en dat valt wel mee volgens mij, dus de tijd (duur) loopt grofweg gelijk zeg maar. Enkel daar waar de energiedichtheid groot is zoals in een zwart gat etc. zal dit anders zijn. Als ik mijn eigen voorbeeld zie met waarnemer A en B, zie ik dat het foton (begin lichtstraal) in feite ruimtelijk dezelfde weg heeft afgelegd voor beiden, maar waarnemer A ervaart dit niet zo. Dus er is maar 1 afgelegde weg van het foton, en dat is 1,5c. Stel dat er bij het begin van de oerknal een eerste lichtstraal is ontstaan, hier hoort ook een bepaalde tijd (duur) bij, en de lengte van deze lichtstraal is om te rekenen naar deze universele tijd (duur). Op deze manier kan men elke gebeurtenis in het heelal in deze universele tijd (duur) vastleggen. Tijd (duur) is ingekapseld in de ruimte. Maar het heeft wel enkel betekenis sinds het begin van de oerknal!
- Eerst legde we de duur van een hele dag vast in een mechanische klok en noemde we dat tijd (duur). Later in een atoomklok die dus nog preciezer was. We ontdekten dat in onze eenheid 1 seconde het licht een bepaalde weg aflegde (300.000km). We ontdekte dat als we dit in beweging opnieuw testte, de klok was dus ook in beweging, de klok langzamer liep maar dat bij precies 1 hele langzamere seconde, het licht weer dezelfde weg had afgelegd (dus weer 300.000km). Dus we leerden dat de tegenwerking voor alle soort bewegingen (bijv. in een klok) net als licht, hetzelfde is rond / op een object, al die bewegingen hebben positieve energie als gemeenschappelijke factor. Dus licht is ook als een klok te gebruiken. We leerden ook dat een sliert licht ruimtelijk gezien voor diverse waarnemers in beweging, dezelfde weg aflegt maar gelijktijdig korter wordt waargenomen omdat de (lokale) tijd langzamer gaat (een natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) zorgt ervoor dat minder licht ofwel lokale tijd wordt waargenomen voor een bewegend object of waarnemer die ook tegenwerking van de ruimte ondervind). Dus via een omweg is tijd (duur) eigenlijk de weg die een hoeveelheid licht in de ruimte gelijktijdig heeft afgelegd (of in een lichtklok).
- Verder nog enige zaken toelichten die nog in mijn geheugen zitten. Ik denk dus dat positieve energieën elkaar aantrekken, zo kan licht ook worden afgebogen bij de zon, omdat enkel zoveel positieve energie vat heeft op lichtdeeltjes. Zo zou dat licht tijdens het afbuigen moeten oplichten omdat het tijdelijk extra positieve energie wordt verleend. Zwaartekrachtgolven zijn ontsnapte positieve energieën, die bij langskomen tijdelijk de positieve energie van materie kunnen verhogen, waardoor de tijd even trager wordt en de materie krimpt. Bij experimenten waarbij de temperatuur de 0 graden Kelvin nadert, ziet men soms eenzelfde deeltje op meerdere plaatsen tegelijkertijd, ook dit heeft volgens mij met lokale tijdloosheid te maken. Men denkt dat er kwanta (kleinste hoeveelheden) bestaan in de natuur, zoals een foton van licht het kleinste positieve energiepakketje is. Zo denkt men ook bij bewegingen dat er kleinste afstanden bestaan. Dit betekent dan, dat een object van locatie naar locatie beweegt en dus geen continue beweging. Het blijft afhankelijk van snelheid even in een locatie liggen en dan volgens mijn eigen gedachte tijdloos naar een volgende locatie. Zo'n locatie zou een transparant deeltje van negatieve energie kunnen zijn. Zo denk ik ook (redenering vergeten, toch niet, zie hoofdstuk 5 en web archief) dat als men een object met een raket zou kunnen afremmen in de richting van de oerknal, dus de omgekeerde richting, men uiteindelijk een foton (lichtdeeltje) overhoudt, alle overige positieve energie onderweg wordt omgezet op de een of andere manier.
- (januari 2024) Ik ben nu al jaren bezig met dit onderwerp en denk ineens dat inkrimping van materie al in de basistheorie aanwezig is, de formules blijven gelijk maar je moet er anders naar kijken (zoals ik denk). Daarom kan ik nu ook begrijpen dat materie krimpt bij zwaartekrachtgolven (is al aangetoond), het moet al in de basistheorie aanwezig zijn. Lengte contractie is niet iets visueels, maar echte inkrimping, dan komt wiskundige lengte contractie ook niet meer voor in de bestaande ofwel eigen eenheden. Volgens mij zit het als volgt in elkaar. Bekijk figuur 3 helemaal onderaan (bekijk later ook figuur 4 en 5). Ik neem als voorbeeld de rijdende treinwagon. Als deze treinwagon stilstaat, heb je een coördinatenstelsel voor locaties en tijd. Als de treinwagon in beweging is, krimpt het hele coördinatenstelsel met alle objecten daarin, dus ook de treinwagon zelf. Dus lengte eenheden en tijdseenheden krimpen ook. Dit is al inbegrepen in de Lorentz transformatieformules die de nieuwe locaties en tijden representeren voor gelijktijdigheid vergeleken met stilstand, maar deze waarden zijn uitgedrukt in de krimpende nieuwe eenheden. Alles krimpt met de krimpingsfactor 1 - (v2 / c2), dus de nieuwe γ = (1 / 1 - (v2 / c2). Als we de lengte contractie berekenen komt deze overeen met die krimpingsfactor. Zowel de lengte eenheid als de tijdseenheid krimpen met 1 - (v2 / c2), in het voorbeeld zijn dus de nieuwe eenheden 0,75 meter en 0,75 seconde. En onze 1 seconde is nu 0,75 seconde geworden en is dus de nieuwe tijdseenheid bij beweging, als er dus 1,333 nieuwe tijdseenheden voorbij zijn, is er pas 1 langzame seconde verstreken, dus de tijd gaat langzamer bij nieuwe tijdseenheden. De locatie en tijd voor het foton in de rijdende treinwagon zijn beiden 1,0 (uitgedrukt in s en c), maar dat is dus in de nieuwe eenheden. Het foton bevindt zich in de oude eenheden op 1,0 x 0,75 = 0,75, dus gelijk voor waarnemer B buiten de treinwagon. Maar waarnemer A meet gewoon 1,0 want heeft geen weet van inkrimping. Voor een verticale lichtstraal is dit ook zo gelijktijdig op 0,5c en 1s. Dit volgt exact uit de formule (1 - (v / c)).(1 + (v / c)), laat een lichtstraal van 1c verticaal reflecteren in stilstand, dus met het gedrag van lichtstralen is de inkrimping al van nature inbegrepen. Je moet wel de gelijktijdigheid verticaal iets verschuiven voor waarnemer B, zie later. De tijdvertragingsfactor is dus 1 - (v2 / c2). Horizontaal is die hetzelfde maar wat moeilijker te zien, door de beweging van de treinwagon zelf, verticaal is er geen extra beweging.
- Door alle zaken hierboven nu te hebben uitgelegd, ga ik volledigheidshalve nog een paar punten verduidelijken. 1) Allereerst de forumule 1 - (v2 / c2), waarom hoeft deze niet gecopenseerd te worden voor inkrimping, omdat deze volgens mij geen inkrimpende variabelen bevat. Als men in de treinwagon in mijn voorbeeld hierboven helemaal links een verticale lichtstraal laat ontstaan, dan krijgt men de beruchte driehoek waaruit Lorentz eenvoudig de tijdvertragingsfactor kon berekenen zonder idee te hebben wat dit betekende, dat deed Einstein. Zie figuur 1 helemaal onderaan. In horizontale richting beredeneerde ik mijn krimpingsfactor, daardoor zagen waarnemer A en B een foton op dezelfde locatie. Dat moet verticaal dan ook kloppend worden gemaakt. Alle eenheden in en rond de treinwagon krimpen zowel tijd (duur) als lengte eenheden. Even tussendoor : voor waarnemer A in de treinwagon zijn de verticale en horizontale lichtstraal na 0,75 langzame seconden gelijktijdig, voor waarnemer B is de verticale lichtstraal gelijktijdig na 1 (snelle) seconde, en de horizontale lichtstraal pas na 1,5 (snelle) seconden. Volgens mij heb ik mogelijk iets kunnen bedenken (na lange tijd) hoe verticale inkrimping ook bereikt kan worden (de formules kloppen in ieder geval). (okt. 2025) Zie onder figuur 5c. nogmaals uitgelegd. Als men de beruchte driehoek in figuur 1 laat krimpen met de huidige vertragingsfactor, valt 0,75 seconde nog steeds samen met 0,5c en 1 snelle seconde langs de rails. Dit herhaalt men nogmaals met een kleinere driehoek op 0.5c, op de helft van de schuine zijde dus. Dan ziet men de rode gekrompen driehoeken. Hierbij valt op dat ze steeds iets later dan de oorsprong beginnen, dit is schijnbaar een soort vertraging om gelijktijdigheid in de verticale richting te bereiken (compensatie voor horizontale inkrimping). We weten dat er verschillen zijn tussen de bewegingsrichting v en loodrecht op de bewegingsrichting v, als we lengtecontractie accepteren in de bewegingsrichting v, kunnen we het kloppend maken met loodrecht op de bewegingsrichting v zonder lengtecontractie, beiden dezelfde tijdvertragingsfactor. Zoals ik redeneer, klopt het met fotonen in de horizontale bewegingsrichting v, een grotere lengtecontractie dus, eigenlijk een inkrimpingsfactor want de wiskundige lengtecontractie komt niet meer voor in de bestaande ofwel eigen eenheden. Maar dan klopt het weer niet met loodrecht op de bewegingsrichting v. Die richting is eigenlijk ook vager, welke effecten heeft een richting loodrecht op de bewegingsrichting met een zeer hoge snelheid in de ruimte. Ik zou dan denken aan een vertraging in gelijktijdigheid. (okt. 2025) Zie onder figuur 5c. nogmaals uitgelegd.
Dus waarnemer B ziet de verticale lichtstraal pas vanaf (1 - √(1 - (v2 / c2)))x (afgelegde afstand treinwagon)seconde later omhoog gaan met de lichtsnelheid dan vanaf oorsprong 0. Dan hebben we een grotere tijdvertragingsfactor en tevens een verticale krimpingsfactor, dat een object inkrimpt is ook moeilijker waar te nemen dan lengtecontractie in 1 richting.Waarnemer B ziet het foton volgens de zwarte lijn die de vertraagde tijd volgt in verticale richting. De totale lengte van deze lijn is bij 0,75 seconde, slechts 0,90c, terwijl de gelijktijdigheid samenvalt met de 1 seconde in horizontale richting zoals het hoort. Dat komt door die extra vertragingen, zodat het foton op de zwarte lijn een kleinere weg heeft afgelegd, maar de lokale snelheid is nog steeds de lichtsnelheid.In de natuur is alles mogelijk zonder het echt te begrijpen. De ongewijzigde Lorentz transformatie formules waren : x' = γ . (x - v.t) en t' = γ . (t - (v.x/c2)) en andersom x = γ . (x' + v.t') en t = γ . (t' + (v.x'/c2)). De gewijzigde Lorentz transformatie formules zijn met de nieuwe γ = (1 / 1 - (v2 / c2) : x' = γ . (x - v.t) en t' = γ . (t - (v.x/c2)) en andersom x = x' + v.t' en t = t' + (v.x'/c2), de lengte contractie of krimpingsfactor blijven wiskundig hetzelfde met de nieuwe γ, de wiskundige lengte contractie bestaat enkel nog in deze nieuwe eenheden dus niet in de eigen eenheden. De formules voor de Lorentz transformatie in onze tijd en lengte eenheden worden dan : laat γ weg, dus x' = (x - v.t) en t' = (t - (v.x/c2)) en andersom (met γ) x = γ . (x' + v.t') en t = γ . (t' + (v.x'/c2)). Deze formule is dus in onze tijd en lengte eenheden, bijv. waarnemer A in de rijdende treinwagon (ook gekrompen met 1 - (v2 / c2)) meet de tijd en lengte in ingekrompen eenheden van 1 - (v2 / c2) waarvan deze geen weet heeft, en het aantal eenheden zijn hetzelfde als voor de inkrimping, dus waarnemer B meet in zijn eigen eenheden alles 1 - (v2 / c2) minder. Dus zowel tijd als lengte ondergaan een inkrimping met factor 1 - (v2 / c2) in onze eenheden. De formule in verticale richting voor y blijftongeveerhetzelfde voor gelijktijdigheid (voor x' = 0, y' = γ . y, t'y = t' waarbij y = x - v.t etc.y' = y in de eigen eenheden, want een foton moet op dezelfde hoogte worden gezien door waarnemers), dus een object krimpt in beide ofwel alle richtingen (atomen staan dichter bij elkaar). Neem bijv. een meetlat in de rijdende treinwagon, de gehele meetlat krimpt en de eenheden dus ook, beiden met 1 - (v2 / c2), in onze eenheden krimpt deze dus totaal met 1 - (v2 / c2). Ik vraag mij nog steeds af hoe die Lorentz driehoek is ontstaan waarbij de tijdvertraging 0,866 is. Ik ben geneigd te zeggen (zoals ik denk) bij toeval, omdat je nog niet alles weet achteraf (nogmaals zoals ik denk). Als je de bestaande transformatieformule bekijkt, dan zie je duidelijk met γ dat er een omrekening plaatsvind in gekrompen eenheden bijv. x' = γ . (x - v.t) van 1 / γ. Zo ook met t'. Het foton bevind zich op 0.75c in onze eenheden, maar in het bewegende systeem voor de waarnemer op 0,866 nieuwe eenheden als de eenheden ook 0,866c zijn, dus op 0,75c (0,866 x 0,866) in onze eenheden. Toch beschouwt men die 0,866 als 0,866c zoals in die Lorentz driehoek en met lengte contractie zie je het op 0,75c. Maar omdat men verticaal geen lengtecontractie veronderstelt, zijn daar de eenheden niet ingekrompen, en is daar de lengte werkelijk 0,866c. Omdat ik denk dat de tijdvertraging formule 1 - (v2 / c2) is, kom ik op gekrompen eenheden van 1 - (v2 / c2) uit en wordt de uitkomst in het bewegende systeem maar 1 eenheid in dit voorbeeld en een grotere lengte contractie die de krimpingsfactor is, maar wel in beide richtingen. Doordat ik de gelijktijdigheid in verticale richting iets verschuif voor een waarnemer B, ziet deze toch de bekende driehoek van Lorentz in dit voorbeeld maar wel gekrompen met een schuine zijde van 0,866 en een aanliggende zijde van 0,75. Ik vind hoe dan ook mijn oplossing logischer, het lijkt mij niet logisch dat het uiterlijk van iets in 1 richting vervormt, maar de praktijk zal het moeten uitwijzen bijv. met gravitatiegolven, is de inkrimping in beide richtingen? Ook stelt men dat lengte contractie (ofwel inkrimping in mijn geval) tegenstellingen geeft in de theorie, maar dat komt omdat men denkt dat de relativiteitstheorie enkel met bewegingen te maken heeft terwijl ik denk met toenemende energie. Als B t.o.v. A in beweging is, veronderstelt de theorie dat A in beweging is t.o.v. B, en dat is zelfs met de oerknal niet eens zo, 1 van de twee is echt in beweging t.o.v. de ander, er is er maar 1 waarbij de energie het meeste toeneemt en waarbij de tijd dus trager verloopt. Op de Aarde is dit altijd duidelijk, alles wat beweegt t.o.v. de Aarde krijgt meer energie. Als je de verschillende eenheden ziet in lengte en tijd, kun je gaan denken, wat is bijv. dan een eenheid bij een klok in het bewegende systeem. Eigenlijk doet dat er niet toe hoe ze dat daar oplossen, het gaat erom dat in vergelijking steeds de lichtsnelheid wordt gemeten, ook al zouden ze daar een willekeurige eenheid hebben en de afgelegde weg van het licht een ander getal is per eenheid, het blijft omgerekend dezelfde lichtsnelheid. Maakt een andere tijdvertraging verschil, dus maakt het niet uit welke tijdvertraging, dus of die nu 0,866 of 0,75 is in het voorbeeld? Als je 0,866 neemt met inkrimpende eenheden, klopt er iets niet. In het stilstaande systeem meet je dat iets 1c lang is d.m.v. een laserstraal (is licht) die 1c meet. In het bewegende systeem zou je eerst 0,866c meten met een laserstraal omdat je geen weet hebt van inkrimpende eenheden, maar wat je meet is dan via communicatie kleiner geworden. Als je 0,75 neemt met inkrimpende eenheden (wat ook uit de nieuwe tijdvertragingsformule volgt) meet je gewoon 1c, dus via communicatie meet je hetzelfde. Dus er is maar 1 inkrimpende eenheid waarbij je steeds hetzelfde meet. Maar men meet toch tijdvertraging in experimenten? In een lichtklok die volgens mij theoretisch is, meet men het aantal klikken op 1 spiegel van een reflecterend foton tussen 2 spiegels. Bij mijn inkrimping van eenheden zou dit niet veranderen (de hele constructie krimpt, de atomen staan dichter bij elkaar en de natuurlijke synchronisatie (o.a. energie afhankelijk) laat minder licht zien), het aantal klikken blijft gelijk, dus meet je de tijdvertraging niet (ik denk dat een krimpende mechanische klok wel langzamer loopt). In de praktijk meet een atoomklok in een vliegtuig dit wel, de klok loopt langzamer. Een atoomklok is afgesteld op onze tijd en meet het licht afkomstig uit een bepaald atoom, ik weet niet precies hoe dit werkt. Bij tijdvertraging ofwel energie toename zou de visuele energie van een nieuw foton (in de universele tijd) af kunnen nemen denk ik, en volgens Max Planck neemt dan de frequentie van de lichtgolf behorende bij dat foton af. Ik weet niet welk effect dit heeft op krimpende eenheden omdat ik niet weet hoe men precies meet in zo'n atoomklok. Wel zou kunnen dat het aantal dalen en toppen van een lichtgolf wordt geteld, en dat zijn er minder, want licht blijft mogelijk hetzelfde zoals ontstaan in de universele tijd. Zou men in het bewegende systeem, bijv. op een andere planeet, die eenheden NIET ingekrompen overnemen bij toeval in hun keuze, dan zou bij 0,75 in die eenheden het licht een weg van 1,333 meer hebben afgelegd denken ze, maar dat is omgerekend nog steeds de lichtsnelheid in ons systeem.Ik vind de volgende uitleg voor dit voorbeeld toch de beste voorlopig om deze korte weg van 0,90c te verklaren. Voor verticale bewegingen kost het hier 0,1 seconde om de horizontale inkrimping te compenseren (dit gaat in stapjes met de rode driehoeken, een of andere integraal zal op 0,1 seconde uitkomen denk ik). Daardoor is de zwarte lijn maar 0,90c, met metingen voor de lichtsnelheid moet men rekening houden met het verlies van 0,1 seconde (in dit geval, in feite is deze toch 1c lang maar gedeeltelijk zichtbaar, het beginstuk wordt niet getoond).Zoals al eerder opgemerkt, het maakt niet uit wie iets daadwerkelijk laat bewegen, de ander ziet het zodanig met gelijktijdigheid alsof deze zelf iets laat bewegen.Dus als waarnemer B een foton over de zwarte lijn laat bewegen, dan ziet deze de foton na 1 seconde op het zwarte kruisje in figuur 1. Waarnemer A ziet deze foton als volgt. Als waarnemer A een foton verticaal laat bewegen dan wordt er gelijktijdigheid bereikt voor beide waarnemers op 0,90c en 0,75c, door het verlies van 0,1 seconde zal waarnemer B het beginstuk niet te zien krijgen. Zoals al eerder opgemerkt is tijd de lengte van het afgelegde pad van licht, dus die 0.90c lichtsliert zal door waarnemer B altijd als 0,90 seconden worden gezien.Deze transformatie is nu een mogelijkheid geworden, er zullen waarschijnlijk best nog wel varianten gevonden worden. Op dit moment past de relativiteitstheorie nog niet compleet in de kwantummechanica. De snelheden moeten ook wel erg groot zijn, wil men dit alles goed kunnen testen. Misschien wordt dit in de toekomst vanaf de Maan mogelijk door lichtgewicht robotjes met flinke snelheden (dichtbij de lichtsnelheid) door de ruimte te laten bewegen. 2) Waarnemer A ziet bewegingen bij waarnemer B hetzelfde als zouden deze plaatsvinden in de treinwagon door het feit van de tijdvertraging (of langere duur) en inkrimping van tijd (duur) en lengte eenheden, deze waarnemingen zijn dan puur visueel, bijv. een bewegende meetlat bij waarnemer B, grijpt waarnemer A die meetlat uit de lucht, dan krimpt die werkelijk. 3) De relativiteitstheorie steunt op het feit dat de lichtsnelheid steeds hetzelfde wordt gemeten tijdens beweging. Maar als je uitgaat van het feit dat iedereen in beweging een foton ruimtelijk op dezelfde locatie ziet, zou je daaruit ook kunnen laten volgen dat de tijd langzamer verloopt (of duur langer). 4) Dat iedereen in beweging de lichtsnelheid hetzelfde meet in een snelle of langzame seconde, geldt enkel zolang alles in beweging blijft, stilstand t.o.v. de oerknal is niet mogelijk. Bij de eerste lichtstraal van de oerknal behoorde een bepaalde universele tijd (duur) maar deze weten we niet. We weten deze wel van onze Aarde en gebruiken die om alle gebeurtenissen relatief vast te leggen. 5) Als iets echt beweegt gaat de tijd echt trager en vindt er echte inkrimping plaats, of bij verhoogde energie. Een echte beweging is beweging vergeleken met de oerknal. Als een zwaartekrachtgolf tijdelijk materie laat inkrimpen door tijdelijke verhoogde energie (en de lokale tijd tijdelijk laat vertragen) is dat ook een echte inkrimping. Waarnemers in beweging zien deze inkrimpingen of tijdvertragingen iets anders, maar dat is puur visueel, de getallen zijn hetzelfde zoals dat bij echte bewegingen zouden zijn, dus wat wordt waargenomen ook echt beweegt. Daarom zijn die waargenomen energieën ook puur visueel, enkel bij de echte bewegingen is de energie werkelijk. 6) Dus in mijn voorbeeld loopt de tijd trager in de treinwagon, buiten de treinwagon is het 1 seconde en in de treinwagon 0,75 seconde (met inkrimping, zonder 0,866 seconde)). Dus als jouw klok buiten de treinwagon 1 seconde aanwijst, wijst de klok in de treinwagon 0,75 seconde aan. Maar dit is toch wat anders dan gelijktijdigheid. Bij bewegingen van object C en D, is ieder punt van C gelijktijdig met exact 1 punt in D, en al die punten zijn verschillend. Op de objecten C en D zelf, zijn alle punten gelijktijdig, in elk punt loopt de klok gelijk (het ritme van de klok). Als je tussen die punten licht laat reflecteren dan is de tijd die dat kost heen exact gelijk aan de tijd terug. In beweging zijn die tijden niet meer gelijk omdat de afgelegde paden van licht korter of langer zijn heen en terug. 7) Mijn redeneringen over inkrimping druisen niet in tegen lengte contractie omdat lengte contractie nog nooit in de praktijk is aangetoond (ook wel moeilijk met die hoge snelheden of toegenomen energie, tijdvertraging is wel aangetoond)! Inkrimping is wel aangetoond met zwaartekrachtgolven door tijdelijk toegenomen energie. Natuurlijk heb je nog de Lorentz invariantie, die misschien niet geheel klopt met de eventuele nieuwe inkrimping, maar goed daar moet over nagedacht worden, dat bewegende waarnemers allemaal een andere massa zien van een stilstaand object, is ook bedenkelijk, wel Lorentz invariant maar wat zegt het eigenlijk? - (oktober 2024) Gaat relativiteit enkel om beweging of ook om energie? Zoals ik denk natuurlijk. Even ter herinnering, Higgs deeltjes representeren de massa van iets, dus een massa bestaat uit deeltjes, en elk deeltje heeft een aantal Higgs deeltjes in zich, waardoor zo'n deeltje massa krijgt in de Higgs velden overal om ons heen aanwezig. Massa is ook energie volgens Einstein. Eerst mijn voorbeeld van het lopende mannetje op de trein in tegengestelde richting van de rijrichting van de trein. Dat mannetje staat stil voor een waarnemer langs de rails. Omdat de trein beweegt en daarom de energie van de trein is toegenomen, is die ook van dat mannetje toegenomen want staat bovenop die trein, zowel een klok in de trein als de horloge van het mannetje lopen langzamer vergeleken met een stilstaande klok van de waarnemer langs de rails. De gemiddelde energie per deeltje van de trein en het mannetje zijn gelijk, energie (bijv. diesel voor een dieseltrein) schijnt omgezet te zijn in meer Higgs deeltjes per deeltje. Dan loopt het mannetje over de trein en krijgt daardoor nog meer energie, zijn horloge loopt daardoor nog langzamer dan de klok in de trein. Een deel van zijn interne energie (zeg bijv. wat hij net gegeten had) is omgezet naar een hogere gemiddelde energie per deeltje in zijn lichaam, weer meer Higgs deeltjes erbij per deeltje. Voor de stilstaande waarnemer staat het mannetje op de trein stil en volgens de relativiteitstheorie, gaat zijn tijd net zo snel als voor de stilstaande waarnemer langs de rails. En andersom ook. Beiden zien bij de ander een denkbeeldige klok die precies hetzelfde loopt. De locatie van bewegingen is daardoor te beredeneren, bijv. na 1 uur staan beiden nog op dezelfde plek (een hele lange trein), een lichtstraal geflecteerd gedraagt zich precies zoals verwacht tussen twee personen of objecten die stilstaan t.o.v. elkaar. Dus het gaat hier bij relativiteit enkel om beweging, de stilstaande waarnemer weet niets over de energie of echte tijd van het mannetje. Maar beiden kunnen die wel berekenen als men de volgorde van de bewegingen kent en basisgegevens zoals de massa ofwel energie en tijd van beiden in rust. Het tweede voorbeeld. Mijn voorbeeld van de treinwagon (helemaal onder) met een foton daarbinnen en een foton van de stilstaande waarnemer langs de rails. De waarnemer ziet beide fotonen op dezelfde hoogte, maar ook een waarnemer in de treinwagon ziet beide fotonen op dezelfde hoogte. Iedere waarnemer ziet bewegingen zo, alsof ze in het eigen systeem ontstaan zijn. Daardoor ziet de waarnemer langs de rails de tijd langzamer gaan in de treinwagon, maar andersom ziet de waarnemer in de trein de tijd ook langzamer gaan langs de rails of het voorbijkomende landschap (want de tijd voor een echte beweging van een object in de treinwagon gaat ook langzamer). Beiden zien een denkbeeldige klok bij de ander die langzamer gaat, men kan met die denkbeeldige klok bewegingen beredeneren wanneer iets waar te zien is. Dus het gaat hier bij relativiteit enkel om beweging, de stilstaande waarnemer en waarnemer in de treinwagon weten niets over de echte energie en tijd van elkaar. Maar beiden kunnen die wel berekenen als men de volgorde van de bewegingen kent en basisgegevens zoals de massa ofwel energie en tijd van beiden in rust. Beiden weten dat de treinwagon in beweging is t.o.v. de rails en kunnen met de basisgegevens die ze van elkaar weten de echte energie en tijd berekenen. De tijd, een bewegende klok, in de treinwagon gaat echt langzamer, de gemiddelde energie per deeltje is toegenomen, en de gemiddelde energie van de rails is minder waarbij de tijd van de stilstaande klok sneller gaat. Maar puur voor het berekenen van elkaars locaties voor bewegende objecten volstaat de eigen klok die bij de ander denkbeeldig langzamer loopt (tenzij het een echte bewegende klok is, die ook werkelijk langzamer loopt). Mijn persoonlijke conclusie: relativiteit gaat enkel om beweging om gelijktijdige locaties te beredeneren t.o.v. elkaar. Maar de echte bewegingen zelf hebben gevolg voor tijd en energie voor die bewegende objecten zelf die anders is dan bij Newton, dat is weer onderdeel van de totale relativitietstheorie.
- (oktober 2024) Zou het krimpen van materie bij snelheid / energie mogelijk kunnen zijn in de theorie? Zoals ik denk natuurlijk. In onderstaand figuur 6 heb ik schematisch aangegeven hoe ik het zie. Uitgangspunt is dat iedereen de lichtsnelheid c hetzelfde ziet in zijn eigen lokale tijd. Volgens mij ontstaat licht in de ruimte net zoals bij de oerknal, dus gewoon volgens de bijbehorende universele tijd u, waarbij de lichtsnelheid 300.000 km aflegt in de eenheid behorende bij die u (zoals wij op Aarde de eenheid 1 seconde hebben), dus voor licht is er maar 1 tegenwerking in de ruimte voor de energie die bij de lichtdeeltjes fotonen behoort, volgens Max Planck is de energie van een foton e = h . f, dus deze tegenwerking die altijd hetzelfde is voor licht, wordt deze bepaald door een mix van zijn energie en frequentie, deze tegenwerking zit ingekapseld in de ruimte (in de transparante deeltjes met negatieve energie). Voor materie neemt de energie bij echte beweging wel toe en wordt de tegenwerking daardoor groter, een uurwerk / klok gaat echt langzamer / trager lopen. Dit loopt echter wel synchroon met licht, die schijnbaar langzamer voorbij komt maar in een tragere tijd zodat de lichtsnelheid lokaal hetzelfde blijft, maar ruimtelijk gezien blijft licht dezelfde weg afleggen als bij de oerknal. Ook als licht ontstaat in bewegende materie ontstaat er licht zoals bij de oerknal met zijn universele tijd u. Dus het ervaren van tragere lokale tijd is dus relativiteit, iedereen en alles ervaart zijn eigen lokale tijd relatief t.o.v. de universele tijd u. De natuurwetten moeten voor iedereen en alles in beweging hetzelfde blijven in verhouding natuurlijk, op Aarde kennen we de lokale tijd 1 seconde maar bij echte beweging zoals in een treinwagon met hoge snelheid gaat deze 1 seconde trager ofwel duurt langer (t' = (1 / γ) . t). Ook de energie van die treinwagon neemt toe om tot die hoge snelheid te komen, e = m . c2. Dus als m de massa van die treinwagon in rust is, neemt de massa van die treinwagon toe met γ . m, zodat weer e = γ . m . c2 is. Sommige natuurkundigen zeggen dan dat de massa m een basisgegeven is die niet verandert, maar dat enkel zijn energie toeneemt. Daar ben ik het dus niet mee eens, de energie verhoogt de massa m met γ. m, en wordt daardoor de nieuwe massa m. Op Aarde hebben we deze massa m bepaalt net zoals de lokale tijd t, maar dit getal is weer ontstaan uit de voorgeschiedenis van de Aarde met andere energie. De lichtsnelheid c die wel altijd constant is, is een universele contante die voor iedereen en alles constant is waar dan ook ergens in de ruimte. Dus net zoals de lokale tijd t voor iedereen en alles anders is in beweging, zo geldt dat ook voor de massa m, alle natuurwetten die gebaseerd zijn op deze t en m blijven hetzelfde in beweging. Dus ook bij schijnbewegingen, zoals de rails beweegt vanuit de treinwagon gezien, kan men de bijbehorende gelijktijdige locaties berekenen met een denkbeeldige klok, daarbij gelden ook weer de andere natuurwetten, zodat men bij deze schijnbeweging ook een hogere energie ziet volgens die natuurwetten, maar onthoud dat het een schijnbeweging is, de schade van een atoombom lokaal blijft hetzelfde voor alle bewegende waarnemers die menen dat die energie lokaal groter is, het zijn dus schijnbewegingen. Enkel bij echte bewegingen zijn de getallen echt, maar een schijnbeweging ziet men ook enkel, men maakt er geen deel van uit. Als de materie krimpt bij echte beweging, dan krimpen de lengte eenheden, daardoor krimpt automatisch ook de tijdseenheid, want bij een krimpende lengte eenheid ziet men minder licht voorbijkomen, waarbij de tijdseenheid dus hetzelfde krimpt (want de lokale lichtsnelheid blijft hetzelfde). Dus als een atoomklok krimpt ziet deze het licht langzamer voorbijkomen met krimpende tijdseenheid, en telt dan minder toppen en dalen van die lichtgolven (die ruimtelijk gezien hetzelfde blijven), en geeft dan een langzamere tijd aan (als het zo zou werken, kan daar niet exact achter komen, de frequentie van het licht zou ook kunnen veranderen). Ik denk dat een krimpende mechanische klok ook langzamer loopt. Eigenlijk blijft de mate van tegenwerking hetzelfde, alleen door het krimpen ziet men de lokale tijd juist zoals ik denk, enkel dan ziet men alle fotonen die gelijktijdig zijn ontstaan ook steeds op dezelfde locatie ruimtelijk bezien. Dus in sommige natuurwetten kennen we dus een factor γ, ook al is het geen zelfde getal c zoals bij de lichtsnelheid, maar de formule zoals γ . m blijft gelijk. Als men zo'n natuurwetten bij de inkrimping gaat herbekijken vind ik ook een factor γ of 1 / γ verschil (bij de formules die ik bekeken heb bij Lorentz invariantie) afhankelijk van de eenheden die ik kies (zie bovenstaande gewijzigde Lorentz transformatie formules). In ieder geval volgt bij inkrimping in onze eenheden uit x' 2 - (c2 . t' 2) = 0, ook dat x2 - (c2 . t2) = 0 en andersom. Dit geldt ook voor de inkrimpende eenheden y' en z', ook dat x' 2 + y' 2 + z' 2 - (c2 . t' 2) = 0 en andersom. Zonder y' en z', is er dus altijd inkrimping in x', met de acceptatie dat er een vertraging is in de waargenomen gelijktijdigheid van (1 - √(1 - (v2 / c2))) seconde in loodrechte richtingen op de bewegingsrichting, zie boven, is er ook inkrimping bij y' en z' (bekijk de Lorentz driehoek beneden, met de oude vertragingsfactor was de schuine zijde 1c en de aanliggende zijde 0,866c, dus y' = y in de eigen eenheden voor een lichtstraal, bij de nieuwe vertragingsfactor is de schuine zijde nog steeds 1c, maar de aanliggende zijde 0,75c, bij een vertraging in de gelijktijdigheid wordt de schuine zijde kleiner). Voor de lezer, de x, y en z coördinaten in deze formules zijn de coördinaten voor lichtstralen vanuit de oorsprong, in een bepaald punt bijv. door energietoename of afname wordt de veranderde tijd bepaald door de veranderde afstand die een lichtstraal naar dat punt aflegt. Maar voor coördinaten voor alle bewegingen (in ons voorbeeld binnen de treinwagon en langs de rails) geldt dat de "afstand Δs" tussen 2 gebeurtenissen (in ons voorbeeld 2 gebeurtenissen binnen de treinwagon en zoals gelijktijdig waargenomen langs de rails) constant ofwel invariant is, ofwel in formule vorm Δs 2 = Δx 2 + Δy 2 + Δz 2 - (c2 . Δt 2) = Δx' 2 + Δy' 2 + Δz' 2 - (c2 . Δt' 2). (mei 2025) Helaas geldt dit in de oude situatie met de ongewijzigde γ. Met de nieuwe γ is die "afstand" niet meer constant maar wel invariant volgens een vaste formule dus Δs 2 = γ . Δs' 2 (voorlopig enkel voor de inkrimpende x, rest later te bewijzen, zoals voor y en z, maar het is logisch dat inkrimping tezamen gaat met grotere tijdsvertraging en daar een evenredige factor uitkomt, inkrimping van alle kanten ontstaat door energietoename, ook dan geldt dus Δs 2 = γ . Δs' 2, zie figuur 7b, zonder inkrimping was y = y' en z = z', ik denk nu dat y' en z' gecorrigeerd moeten worden met y' = √(1 / γ) . y en z' = √(1 / γ) . z, en dan geldt ook weer Δs 2 = Δx 2 + Δy 2 + Δz 2 - (c2 . Δt 2) = γ . (Δx' 2 + Δy' 2 + Δz' 2 - (c2 . Δt' 2))), het lijkt dus of die "afstand" ook krimpt. (juli 2025) Ik heb met eigen voorbeelden en berekeningen aangetoond dat dit alles klopt. Met de oude γ vallen gebeurtenissen voor een bewegende waarnemer geometrisch gezien (de locaties) niet samen, doch Δs 2 = Δs' 2 (ook al is er lengte contractie). Met de nieuwe γ vallen gebeurtenissen geometrisch gezien (de locaties) wel samen, er is geen lengte contractie meer maar wel inkrimping, en Δs 2 = γ . Δs' 2. (aug. 2025) Uiteindelijke conclusie. Zie ook figuur 5 helemaal onderaan. Het is nu eigenlijk de oude theorie met de oude γ met daaraan toegevoegd inkrimping die een factor heeft van de oude lengtecontractie. Dus de nieuwe γ is een kwadraat van de oude γ, de inkrimpingsfactor is √(1 / γ) en de tijdvertragingsfactor is 1 / γ. Dus als je een vertraging in synchronisatie accepteert van de tijd in andere richtingen (y, z etc.) dan de bewegingsrichting (x), dan is de inkrimpingsfactor in alle richtingen gelijk alsmede de tijdvertragingsfactor (maar de inkrimpingsfactor heeft niet meer dezelfde waarde als de kleinere tijdvertragingsfactor). De oude lengtecontractie die niet meer voorkomt, is nu vervangen door de inkrimpingsfactor (dezelfde waarde). En zoals al eerder uitgelegd zoals ik denk, is de tijd universeel. Dus als de tijd trager gaat dan krimpt materie door meer tegenwerking, maar licht krimpt niet, men ziet gewoon minder licht naar verhouding voorbij komen. Met de oude γ was er geen inkrimping, maar werd er minder licht waargenomen in de bewegende treinwagon zodat tijd en lengte minder waren in waarde. Met de nieuwe γ is er een inkrimpingsfactor in eenheden bijgekomen, waarbij de afgenomen waarde bestaat uit de oude waarde (die al minder was) vermenigvuldigd met de inkrimpingsfactor. Dus het lijkt alsof die hele waarde is ingekrompen met 1 / γ maar de inkrimpingsfactor is maar √(1 / γ). Ik zou voorlopig (totdat inkrimping in alle richtingen een feit zou zijn) de bestaande wiskunde hanteren en in het frame wat echt beweegt of lijkt te bewegen voor de waarnemer, de uitkomsten in tijd en locatie uitgedrukt dus in de oude eenheden, compenseren voor de nieuwe ingekrompen eenheden, dus vermenigvuldig die uitkomsten met de inkrimpingsfactor 1 / γ waarbij γ de γ is uit de bestaande wiskunde. Maar voorlopig is dit alles maar een gedachte, en mogelijk is de relativiteitstheorie nog niet compleet. Helemaal onderaan in de figuren 4, 4a, 5, 5a, 5b, 5c, 5d en 5e wordt het mogelijk duidelijker. (sept. 2025) Onder figuur 5a vind je de complete transformatie formules zodat beide vectoren per definitie weer gelijk zijn in de verschillende frames, maar Δs 2 niet meer. Ik heb de formules nu ook kunnen verbeteren (zie 5a, en zoals ik het zie natuurlijk) zodat als er iets niet echt beweegt, zijn lokale tijd en energie ook niet verandert. Zo nu is het de hoogste tijd dit onderwerp voor mijzelf af te sluiten en verder te gaan lezen in AR en KM. Ik moet wachten op de bestudering van Gauss in de algemene relativiteitstheorie om dit alles beter te kunnen interpreteren. Afhankelijk wat er met zwaartekrachtgolven gevonden wordt in de loodrechte richtingen, bestaan er mogelijk nog andere combinaties, maar het gaat erom dat materie krimpt bij energietoename (energiedichtheid) zoals in zwarte gaten etc.
- (oktober 2024) In onderstaand figuur 7 en 7a heb ik aangegeven dat een foton (deeltje van licht) ruimtelijk gezien altijd dezelfde weg aflegt, ik heb hier de inkrimping toegepast met de gewijzigde Lorentz formules (zie boven). Dus met mijn bekende voorbeeld van de bewegende treinwagon (naar rechts) zie je dat het foton ruimtelijk gezien in beide gevallen, dus langs de rails en in de treinwagon, 1,5c heeft afgelegd, al lijkt dit voor een waarnemer in de treinwagon maar 0,75c te zijn. (aug. 2025 gecorrigeerd)) Als je dit andersom bekijkt vanuit de treinwagon zijn de gelijktijdige momenten weer anders, ook lijkt er een denkbeeldige klok te zijn die met de rails de andere kant op beweegt (naar links), ook die tijd gaat weer langzamer als in de treinwagon, ook daar lijkt denkbeeldige inkrimping te zijn. Dan zie je dus dat de foton in de treinwagon 0,75c qua afstand heeft afgelegd (naar rechts dus), en de foton langs de rails totaal 1,125c lijkt te hebben afgelegd (naar rechts dus), maar dat is nu net een vals beeld in deze andere richting, want de rails heeft intussen 0,375c qua afstand afgelegd en daar is die foton helemaal niet geweest, dus ruimtelijk gezien heeft die foton ook weer 1,125 - 0,375 = 0,75c afgelegd. Je kunt je afvragen als er echt iets beweegt vanuit de trein met dezelfde snelheid als de voorbijkomende rails vanuit de trein bezien, hoe zijn de berekeningen dan? Exact hetzelfde, de denkbeeldige klok is dan een echte klok geworden. De lengte van een voorbijkomende lichtstraal (ofwel tijd) wordt altijd korter gezien (dus tijd gaat langzamer) bij echte of schijnbare beweging. Enkel bij echte beweging is er een echte klok die langzamer loopt.
- (november 2024) Hoe zou een foton (lichtdeeltje) de wereld waarnemen? Volgens mij "ziet" een foton onze wereld niet zoals ik al eens geschreven heb (zie ook mijn archief), want zijn lokale tijd is 0, maar verkeert in een eigen wereld tegelijkertijd. Ik hoop dit op de volgende manier duidelijk te maken. Als je onze wereld ziet in een coördinatenstelsel van x,y,z kun je daar in de vierde dimensie een vaste waarde w voor de vierde coördinaat beschouwen, dus in onze wereld zijn de coördinaten met de vierde dimensie erbij x,y,z,w. Als je in andere werelden zou geloven is deze w coördinaat steeds anders. Stel dat het foton zich tegelijkertijd bevind in zo'n andere wereld met een andere vaste coördinaat w1, dan "ziet" dat foton niets van onze wereld met coördinaat w. Wij zien dat foton wel, maar het foton zelf verkeert ook in een andere wereld, maar "ziet" wel dezelfde coördinaten x,y,z van onze wereld en kan vanuit zijn eigen gekoppelde wereld zijn weg blindelings bepalen in onze wereld. Wie weet is dit ook voor alle andere deeltjes zo, zoals bijv. elektronen. Omdat de regels daar duidelijk anders zijn als in onze wereld, kunnen in die speciale werelden geen aardse mensen leven. Nu is de verstrengeling tussen deeltjes ook eenvoudiger voor te stellen. Neem bijv. 2 fotonen die in onze wereld met elkaar verstrengeld zijn. Die kunnen in hun wereld met coördinaat w1 wel met elkaar communiceren, alle gevolgen daarvan worden gespiegeld in onze wereld, voor ons lijkt dit wonderlijk te zijn, want we kunnen dit niet zien maar enkel constateren.
- (februari 2025) Onder in figuur 7b heb ik een verticale lichtstraal aangegeven vanuit een horizontaal bewegend object zoals de bewegende treinwagon op de oude manier zonder inkrimping en met inkrimping zoals ik denk. Zonder inkrimping zie je hier exact het begrip duur in beeld met gelijktijdigheid. Op de schuine zijde van de driehoek, de snelle tijd 1s buiten de bewegende treinwagon (rails) en de aanliggende zijde de langzamere tijd 0,866s in de bewegende treinwagon. De duur is bij beiden hetzelfde, de korte duur van de snelle 1s is gelijk aan de korte duur van een deel, 0,866s van de langzamere 1s die een langere duur kent. Ook nog een apart foton mee laten lopen langs de schuine zijde in de tijd van buiten de treinwagon (rails), dit foton gaat gelijk op met het foton van de verticale lichtstraal in de bewegende treinwagon. Horizontaal in figuur 7 is de totale duur ook gelijk omdat de fotonen ruimtelijk dezelfde weg afleggen dus relatief in dezelfde universele tijd, zonder inkrimping zou dat niet het geval zijn en dus niet kloppen zoals ik denk. Als je de verticale lichtstraal met inkrimping bekijkt moet die 0,75c lang zijn volgens de nieuwe tijdvertragingsfactor (0,75). Dit is enkel mogelijk als de gelijktijdigheid buiten de treinwagon (rails) verticaal wat verschuift dan de berekende locaties of een aparte formule voor verticale gelijktijdigheid, die iets later start dan horizontaal .. (okt. 2025) Zie onder figuur 5c. nogmaals uitgelegd.
- (aug. 2025 toegevoegd)
Ik begrijp nu beter dat men in het geval van een schijnbeweging zoals in mijn voorbeeld van de rails en de treinwagon, vanuit de treinwagon bezien men de energie van de rails ook groter ziet en de tijd ziet vertragen volgens de berekeningen, enkel ik zou niet weten wat voor een effect dit moet geven die grotere energie, mogelijk enkel een visueel effect.
Ontploft er een atoombom langs de rails, dan zal de schade t.g.v. vrijgekomen energie niet groter zijn vanuit een stilstaande of bewegende treinwagon. Maar een eventueel visueel effect met energie is met licht wel te zien en bekend.
Nl. hoe groter de snelheid van de treinwagon, hoe lager men de energie van een foton in die treinwagon waarneemt (formule relativistische energie van foton), hoe lager de frequentie van het waargenomen licht ofwel het Doppler effect (volgens Max Planck is energie foton e = h . f). Bij die hoeveelheid energie zal dus een lagere frequentie horen, hoe minder een foton op en neer trilt, hoe minder de energie van die foton zal zijn.
Wij observeren minder licht bij beweging ofwel een tragere tijd, dus in vergelijking met stilstand zien wij tegelijkertijd een lagere frequentie bij dat licht en dus een lagere energie voor die fotonen ofwel het Doppler effect. Maar als je denkt dat de energie van een foton altijd hetzelfde is zoals bij het ontstaan ervan bijv. in het elektromagnetisme, zie je dus nu een visueel effect van energie.

Figuur 6 (tijdvertraging ruimtelijk bezien, met inkrimping eenheden en objecten)


(aug. 2025, is vervangen) Figuur 7 (tijdvertraging twee richtingen, met inkrimping eenheden en objecten)


(aug. 2025, is vervangen) Figuur 7a (tijdvertraging twee richtingen diagram, met inkrimping eenheden en objecten)

Figuur 7b (tijdvertraging verticaal, zonder / met inkrimping eenheden en objecten, (mei 2025 gecorrigeerd) (sept. 2025, lees voor de rechtse figuur onder figuur 5c voor de juiste uitleg)
3.Een andere gedachte over ons bestaan
i) Alle reeds genoemde geraadpleegde bronnen en aangevuld met wat eigen gedachten
Eigenlijk is een nieuwe gedachte de echte reden dat ik beide websites toch nog tot leven heb gebracht, om deze gedachte te ventileren onder belangstellenden, je kunt niet alles bewijzen maar het kan inspiraties geven voor nieuwe gedachten.
Als jongetje wandelde ik vroeger vaak over de heide, dacht toen al veel na over alles (zal wel in de genen zijn opgeslagen, want mijn vader deed dat ook, die voorspelde al het milieuprobleem in de jaren 70), en dacht toen al vaak is alles wel echt om mij heen of denken we dat.
Een ding is wel duidelijk, wij weten van niets of nagenoeg weinig, wij hebben geen idee van ons eigen bestaan. En de dingen die we wel weten, dat heeft 6 miljoen jaar geduurd, dus snel is dat niet gegaan en het resultaat is nog niet geweldig als we zien hoe we op de dag van vandaag met elkaar omgaan in de wereld, en dat na 6 miljoen jaar. Een ongelofelijke lange tijd.
Maar ja, of alles nu echt is of niet, eigenlijk maakt het niets uit, het gaat erom hoe we dit ervaren, en dat is in beide gevallen hetzelfde.
Toch de laatste 10 jaar is mij wel duidelijk geworden dat energie een ongrijpbaar iets is, eigenlijk fictief, ons hele bestaan valt of staat met energie, neem je die energie in 1 keer weg, dan is ons hele bestaan in 1 flits verdwenen.
Dus energie is als het ware een wiskundige variabele die ons hele bestaan bezien in een wiskundig model mogelijk maakt.
In een wiskundig model is alles mogelijk zolang het wiskundig maar klopt, dus begrippen als tijdloosheid, deeltjes, lichtgolven, krachten, oerknal, gekromde ruimte, vierde dimensie, parallelle werelden / ruimten etc. Er valt niets echt te begrijpen, het is gewoon puur wiskunde. Wanneer denk je iets te begrijpen, als het lijkt op iets wat je al kent, maar in feite begrijp je dat ook niet echt.
Dat geeft mij de gedachte dat dit wiskundige model in feite de oerknal is, het is uit het niets ontstaan en het bevat wiskundige deelmodellen in de vorm van deeltjes, de positieve energie, en transparante deeltjes, de negatieve energie, de eerste gerepresenteerd als materie en licht, en de tweede als ruimte. Dit is de basis geweest waaruit alles is geëvolueerd. M.b.v. kansberekeningsfuncties zou je het kunnen uitleggen als toeval, maar dat is absoluut niet 100% zeker.
Wij mensen zijn daarin ook ontstaan, als wiskundige deelmodellen uit dit evolutieproces. Of dit is aangestuurd van buitenaf, is een discussie onder ons.
Maar het verschil tussen echt en niet echt, daarmee bedoel ik dan, dat we in ons drie dimensionale deelmodel die wij ervaren, in iedere locatie iets ontstaan is, een boom, plant, steen, rest van dinosaurus, lichtgolf, of enkel ruimte etc. maar zuiver wiskundig, door de natuurwetten zoals zien, krachten etc. die ook zuiver wiskundig zijn, nemen we die zaken waar, maar in feite bestaan ze niet zoals wij denken over alles om ons heen, we zien bijv. een steen zweven in het heelal, maar bestaat enkel wiskundig. En wat is bijv. de hardheid van materie? Door de wiskundige samenstelling van de wiskundige deeltjesmodellen en mogelijk nog aanvullende wiskunde, is het niet transparant en voelt het dus hard aan, zo ook dus als we op de aarde staan etc. Natuurkunde is pure wiskunde, en alleen met wiskunde proberen we alles te verklaren. Dus natuurkunde is enkel het zoeken naar de wiskunde. Bijv. met de gevonden wiskunde, zijn we golven op het spoor gekomen en hebben we tv, draadloze communicatie etc. Misschien dat dit het nog duidelijker maakt : als alle waarnemers er niet meer zijn, dus alle levende wezens, dan bestaat alles om ons heen niet meer, omdat er geen waarnemers meer zijn!
Op die manier is de oerknal ook logischer voor te stellen, het is niet zoiets als grote hoeveelheden kant en klaar materiaal (of in gasvorm) wat uit het niets is gekomen. Met deze laatste voorstelling moet het eeuwig bestaan hebben, bijv. uit een zwart gat opnieuw gerecycled, maar die redenering is te simpel en nog veel onlogischer (denk ik), alles moet wel een zekere reden hebben.
Sommige natuurkundigen denken dat het heelal een hologram kan zijn, dit sluit ook wel aan op het idee van een wiskundig model. Ook kunstmatige intelligentie of AI of ons brein d.m.v. neurale netwerken (zie paragraaf 3a) kunnen wiskundige deelmodellen zijn. Ook dat het bewustzijn blijft voortbestaan na de dood (zie paragraaf 3b), zou uit te leggen zijn als een wiskundige deelmodel gescheiden van het lichaam. Zo kan de vierde dimensie (zie paragraaf 3c) ook gewoon een wiskundig deelmodel zijn. Maar dit alles is natuurlijk wel zeer complexe wiskunde, de wiskunde die wij beheersen is daar maar een zeer klein bescheiden deel van.
Natuurlijk komt de vraag naar boven hoe leven dan kan ontstaan uit enkel wiskunde. De wiskunde die wij hanteren in leerboeken zijn delen van het geheel, bijv. lijnen, cirkels en andere meetkundige figuren die elkaar kunnen kruisen, algebra om bijv. snijpunten te berekenen etc. Maar de oerknal heeft tevens de wiskunde in beweging gezet m.b.v. de geheimzinnige parameter energie. Deeltjes zijn wiskundige deelmodellen, licht is ook een wiskundig deelmodel met parameters die bepalen dat het alleen wiskundig licht kan voorstellen, combinaties van deeltjes bepalen of dit licht dwars door die deeltjes kan heenreizen of dat het gereflecteerd wordt. Je zou kunnen zeggen maar dit is dan toch natuurkunde, ik zou zeggen het is wiskunde in beweging m.b.v. de geheimzinnige parameter energie die extra restricties legt voor die wiskunde, dus een niveau hoger, maar het blijft wiskunde. Of je nu die combinaties van energieën als materie beschouwt of als pure wiskunde, het maakt geen verschil voor die wiskunde, wij zijn er een onderdeel van in de vorm van een deelmodel. En omdat er al leven is ontstaan alsmede neurale netwerken etc., is dit dus mogelijk in ons wiskundig model. Natuurlijk zijn dit voorlopig allemaal beginnende gedachten ..
Dus ja, ik vind dat er toch iets moet bestaan omdat het zo gigantisch slim in elkaar zit, maar natuurlijk heb je er totaal geen weet van wat dat zou moeten zijn, en de zin ervan. Helaas heeft dit systeem tot op heden na 6 miljoen jaar enkel een soort waanzinnigen voortgebracht met blinde volgers en dat zal zo voorlopig wel blijven alhoewel er wel elke eeuw iets vooruitgaat maar wel tergend langzaam.
Voor mij zal de dood spannend zijn, ik ben er niet bang voor (wel pijnloos graag), wat is de volgende fase van dit grote mysterie (hopelijk behoort achterlijkheid daar tot het verleden, opmerking i.v.m. mijn ander onderwerp vetorecht)?
3a.Kunstmatige intelligentie (AI) (toegevoegd in maart 2024)
i) Geraadpleegde bronnen zijn het boek "Fundamentals of Neural Networks (Architectures, Algorithms, and Applications)" van L.F., Wiki diverse informatie, wat wetenschappelijke verslagen, en aangevuld met wat eigen gedachten
Ik zal allereerst in het kort uitleggen in eigen woorden hoe men denkt dat een biologische (mens / dier) neuron (ofwel zenuwcel) werkt en met die kennis het idee van kunstmatige neurale netwerken (AI) zijn ontstaan. Alles is gemakkelijk op het internet te vinden voor meer details.
Eerst een kleine inleiding. Elke menselijke cel bevat DNA, en je hebt verschillende soort cellen, een biologische neuron is een zenuwcel en bevat dus ook DNA, er zijn net zoveel biologische neuronen als gliacellen en deze laatsten verzorgen de biologische neuronen bijv. houden alles clean, bezorgen voedsel etc. DNA bouwt het lichaam op dus ook de hersenen, DNA is voor alle mensen gelijk maar 11 delen samen zijn uniek per mens, vandaar dat DNA onze vingerafdruk is. DNA wordt gedupliceerd in cellen en je zou kunnen zeggen dat DNA ook een soort geheugen is voor de evolutie (bijv. de erfelijke eigenschappen), maar meer om alle kleine zaken in ons lichaam te regelen die tezamen ons grote lichaam opbouwen. De hersenen worden gebruikt om onze gedachten op te slaan maar ook om de grotere zaken in ons lichaam te regelen zoals het aansturen van onze lichaamsdelen, denk bijv. aan lopen maar lopen moet ook geleerd worden. Men denkt dat Einstein meerdere gliacellen had per biologische neuron en daarom zijn hersenen zo goed functioneerde.
Een mens heeft 86 miljard biologische neuronen in zijn hersenen. Een biologische neuron ontvangt zenuwimpulsen (elektrisch, maar chemisch opgewekt) van andere biologische neuronen als input en geeft bij een juiste input 1 zenuwimpuls af als output naar andere biologische neuronen of als eindstation een onderdeel van je lichaam via de zenuwbanen. Bij volwassenheid kan een gemiddelde biologische neuron zo'n 7.500 verbindingen hebben met andere biologische neuronen, indien men jong is wel 15.000 verbindingen maar door de jaren heen krijgen minder belangrijke zaken minder details waardoor er minder verbindingen nodig zijn. Dus biologische neuronen netwerken zijn steeds aan veranderingen onderhevig, bijv. verbindingen worden aangemaakt maar kunnen ook weer verdwijnen, dus wat we zo graag zien in Alien films gebeurt eigenlijk in ons eigen brein. Biologische neuronen vormen tevens het geheugen. Dus het geheugen is niet iets speciaals, een biologische neuron geeft dus zenuwimpulsen door en is tevens het geheugen. Een van de vele ingangen (input) van een biologische neuron kan van een andere biologische neuron komen of van een lichaamsdeel, zo ook die ene uitgang (output) van een biologische neuron. Dus biologische neuronen kunnen gebruikt worden om te denken, gedachten op te slaan, om te leren en het geleerde op te slaan, gebeurtenissen op te slaan of om een lichaamsdeel aan te sturen, denk bijv. aan een herinnering die je een prettig gevoel geeft en beelden oproept, dus wat dat allemaal aan processen veroorzaakt in je lichaam door biologische neuronen aangestuurd.
Een gemiddelde biologische neuron kan dus zo'n 7.500 verbindingen hebben met andere biologische neuronen. Die verbindingen noemt men synapsen en hebben de eigenschap binnenkomende zenuwimpulsen te versterken of te verzwakken, als er een minimaal totaal netto zenuwimpuls doorkomt van die verbindingen (>= 1) wordt er een zenuwimpuls afgegeven door het biologische neuron, anders gebeurt er niets. Deze synapsen vormen het geheugen. Een ongebruikte biologische neuron kan niet afvuren (een zenuwimpuls afgeven) omdat dat neuron nog niet in een netwerk is opgenomen, tijdens gebeurtenissen zoals gedachten, ervaringen, leren etc. ontstaan er netwerken van neuronen.
Je kunt die zenuwpulsen voorstellen als 0 en 1, wel of geen signaal van een bepaalde sterkte, ze krijgen pas betekenis in samenhang met de hersendelen die informatie uitwisselen met die zenuwimpulsen (codering / decodering). Zo kan een biologische neuron een combinatie van 0 en 1 (bijv. 0100111010 via 10 verbindingen) ontvangen waardoor die synapsen zo worden ingesteld bij leren of gebeurtenis dat een netto zenuwimpuls wordt afgegeven, of niet. Dus op deze manier werken die synapsen als geheugen. Hoe meer iets blijft hangen in ons geheugen bijv. na leren, hoe meer deze synapsen blijvend worden ingesteld ofwel bijv. het geleerde is blijvend opgeslagen. Daarom hebben die synapsen plastische eigenschappen, dus na enige tijd verdwijnt die plasticiteit. Als we op deze manier iets in ons geheugen hebben opgeslagen, dan is er een blijvend netwerk van neuronen ontstaan, worden de eerste neuronen later weer geprikkeld met de juiste zenuwpulsen, dan wordt het geleerde of de herinnering aan een gebeurtenis weer opgehaald.
Het is misschien ook verhelderend een klein en simpel voorbeeldje te geven hoe een biologische neuron werkt. Dit geeft een beter inzicht in het geheel. Stel dat je voor een biologische neuron twee verbindingen (input) gebruikt, en die biologische neuron enkel een zenuwimpuls moet afgeven (output) indien via die twee verbindingen (van andere neuronen) ook een zenuwimpuls binnenkomt. Dit is technisch een zgn. AND poort in technische schakelingen. Een zenuwimpuls stelt een 1 voor, anders een 0 (geen zenuwimpuls afgegeven). Dus de biologische neuron moet een zenuwimpuls afgeven enkel voor 1 en 1, maar NIET voor 1 en 0, 0 en 1, 0 en 0. Dan voldoet de volgende wiskundige vergelijking : als ((s1 . i1) + (s2 . i2)) >= 1, dan een zenuwimpuls afgeven, anders niet. Hierbij zijn i1 en i2 de waarden 0 of 1 voor de twee verbindingen (input), s1 en s2 de ingestelde waarden 0,5 voor de biologische synapsen (die een zenuwimpuls versterken / verzwakken), de wiskundige vergelijking is dan te schrijven als (0,5 . i1 + 0,5 . i2) >= 1. Ga nu alle waarden na voor i1 en i2, dan blijkt dat enkel wanneer beiden 1 zijn, het biologische neuron een zenuwimpuls afgeeft. De beide biologische synapsen met ingestelde waarden 0,5 , werken nu als geheugen voor de vier combinaties van 0 en 1 (en resultaten, output). Een technische OR poort met dezelfde combinaties mag enkel GEEN zenuwimpuls afgeven voor de combinatie 0 en 0. De wiskundige vergelijking is dan te schrijven als (i1 + i2) >= 1. De biologische synapsen hebben dan ingestelde waarden 1.
En zoals met alles is men al 100 den jaren bezig met onderwerpen. Kunstmatige neurale netwerken bestaan al minstens 100 jaar, eerst eenvoudig en intussen al complexer. Het vereist veel wiskunde en vaak loopt dit uit op beperkingen, maar in onze echte hersenen loopt het allemaal feilloos. Maar kunstmatige neurale netwerken bestaan uit pure wiskunde (door kunstmatige neuronen met elkaar te verbinden en de waarden voor kunstmatige synapsen te berekenen) en zijn gewoon vastgelegd in geprogrammeerde code net zoals andere programma's in computers. Het zijn dus programmeertechnieken die problemen kunnen programmeren die op een andere manier veel complexer zouden zijn of zelfs onmogelijk, denk bijv. aan kentekenherkenning of gezichtsherkenning. En het werkt ook als er een zekere mate van vervuiling voorkomt in de gegevensaanlevering, denk bijv. aan een camera met een vervuilde lens of een kenteken met modder (of beschadigde tekens). Deze fouttolerantie werkt zo ook in onze biologische neurale netwerken.
Volgens een gelezen boek over kunstmatige neurale netwerken (AI) t/m 1995 heeft men al de volgende kunstmatige neurale netwerken ontwikkeld (bestaan vaak uit verschillende lagen kunstmatige neuronen):
- het herkennen van patronen (vergelijk met hoe de hersenen cijfers, letters, handschriften etc. herkennen)
- het vinden van behandelingen / medicijnen voor ziektes (dus het netwerk zoekt naar een ziekte n.a.v. de ingegeven symptonen)
- het produceren van spraak (vergelijk met de hersenen hoe woorden moeten worden uitgesproken in een bepaalde context, nieuwe woorden en uitspraak kunnen worden gelezen door het netwerk)
- het herkennen van spraak (vergelijk met hoe de hersenen spraak kunnen herkennen en dat op papier kan vastleggen)
- het beoordelen van aangevraagde hypotheken (m.b.v. verstrekte gegevens aan het netwerk, een beoordeling maken of een hypotheek verstrekt kan worden i.v.m. risico analyses)
De laatste 30 jaar zal dit alles weer flink verbeterd zijn en natuurlijk zullen er nieuwe netwerken ontworpen zijn, maar dat weet ik dus niet, AI is persoonlijk niet mijn interesse gebied nu ik er meer over weet, en zie dit meer als een onderwerp / techniek voor de volgende generatie.
Net zoals met andere ontwikkelingen kan een mens overal misbruik van maken. Zo hebben we de atoombom ontwikkeld en ook gebruikt, zo zullen er ook wel legers ontwikkeld worden met robotsoldaten (domweg machines), we zijn wie we zijn. Gelukkig leven we maar kort zodat je die waanzin nooit lang hoeft mee te maken. Hoe lang we er ook zijn op deze wereld, we zullen met onze vondsten er nooit een paradijs van maken. Maar ik geloof niet dat een mens ooit de hersenen compleet kan simuleren, daar zijn ze echt te complex voor en kunnen we nooit helemaal ontrafelen. We zijn en blijven geheimzinnige wezens (wel met een groot ego) in een geheimzinnige wereld / ruimte.
Maar dit onderwerp toont weer aan dat alles wiskunde is. Mocht alles "echt" bestaan, dan is er wel veel toeval in het spel dat onze zeer ingewikkelde hersenen zo zijn ontstaan (eigenlijk onmogelijk, maar je kunt dat ook zeggen over de structuur van onze ruimte en materie)!
Nog wat verzamelde kennis en enkele samenvattende eigen gedachten voor o.a. mijzelf:
- In 1949 heeft men ontdekt bij dieren dat als 2 verbonden biologische neuronen tegelijkertijd afvuren, dus een biologische neuron (presynaptische neuron) afvuurt die de input is van een andere biologische neuron (postsynaptische neuron) die ook gelijktijdig afvuurt, dat de synaps van die verbinding verdikt (dus binnenkomende zenuwimpuls wordt versterkt), sindsdien heeft men niet meer ontdekt dacht ik. Maar later bleek de tijd hierin ook belangrijk te zijn. Als het presynaptische neuron net voor het postsynaptische neuron afvuurt, wordt de verbinding versterkt, wat betekent dat het postsynaptische neuron nu gemakkelijker kan worden geactiveerd door presynaptische stimulatie. Als het presynaptische neuron echter net na het postsynaptische neuron afvuurt, wordt de verbinding verzwakt, wat betekent dat het postsynaptische neuron moeilijker te activeren is. Als de twee neuronen daadwerkelijk gelijktijdig afvuren, verandert de sterkte van hun verbinding niet. Nog een interessant document gevonden dat alles weergeeft over de huidige kennis van biologische synapsen, dat blijft een black box voorlopig ("https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC8186004/#bib9"). Deze zin vond ik echter interessant : Deze observatie suggereert dat het postsynaptische neuron de plasticiteit op korte termijn van het presynaptische neuron "instrueert". Nu ga ik kunstmatige neurale netwerken beter begrijpen. Misschien dat de eerste kunstmatige neurale netwerken lang geleden bepaalde werkingen van de biologische neuronen veronderstelde, maar dat dit later ook zo is waargenomen, alhoewel het hoe nog een black box is. Dus dat is mijn bevestiging dat kunstmatige neurale netwerken toch een weergave zijn van onze hersenen, maar het hoe stellen we zelf in en is dus eenvoudiger.
- Dus uit het bovenstaande volgt nu ook, dat een biologische neuron kan afvuren als die een 0 doorgeeft, maar omdat die later afvuurt dan het ontvangende biologische neuron levert dit geen bijdrage en kan het als een 0 beschouwd worden. Dus zou je denken dat een biologische neuron altijd afvuurt, maar de timing aangeeft of het een 0 of 1 moet worden. Maar het kan ook zijn dat als het een 0 representeert, dat het biologische neuron te laat kan afvuren of niet. Ook kan het zijn als ze gelijktijdig afvuren, het zowel een 0 als 1 kan zijn, de synapsen zijn al ingesteld voor de combinaties en laten gewoon een bepaalde geldige combinatie door.
- Eerst dacht ik een mogelijkheid zou zijn dat een biologische neuron altijd afvuurt, en ook het netto zenuwimpuls onthoudt op een onbekende manier en de volgende keer enkel afvuurt wanneer hetzelfde netto zenuwimpuls wordt bereikt, dus maar 1 combinatie mogelijk maakt, maar die gedachte loopt vast in een neuraal netwerk. Het kan dus niet anders dat er meerdere combinaties een biologische neuron doen afvuren, en dus meer combinaties kan onthouden in de vele synapsen. Dus het raadsel blijft hoe een biologische neuron zijn output weet, dus welke netto zenuwimpuls gegenereerd moet worden via de vele synapsen. En als de output van een biologische neuron is aangesloten op de input van meerdere biologische neuronen, deze de output moet weten van elke aangesloten biologische neuron. Bij kunstmatige neurale netwerken hebben we deze voorkennis en kunnen we dit via de wiskunde realiseren (maar niet altijd). Dus er moet heel wat gerekend worden in de hersenen om dit ook te realiseren via de wiskunde, maar ons lichaam doet alles via stofjes hier en daar en bevat niet echt een wetenschappelijke calculator.
- Een synapsspleet is een open ruimte gescheiden tussen beide biologische neuronen. Om bij te dragen aan de netto zenuwimpuls, worden in die spleet van elke synaps zgn. neurotransmitters (moleculen) overgeschoten naar de andere kant, dus van de presynaptische biologische neuron naar de postsynaptische biologische neuron, de postsynaptische biologische neuron heeft zgn. receptoren die de neurotransmitters ontvangen en op die manier een netto zenuwimpuls kan worden opgebouwd via de vele synapsen. Nu heb ik ook gelezen in een onderzoeksrapport dat de postsynaptische biologische neuron dit aantal receptoren kan regelen, misschien (maar dat weet ik dus niet zeker) om een netto zenuwimpuls te verzwakken of te versterken bijv. het is duidelijk dat het een 1 moet worden als output maar dat door omstandigheden het zenuwimpuls net te zwak is om af te vuren, of bijv. dat de zenuwimpuls veel te sterk wordt.
- Ook ergens in een onderzoeksrapport gelezen, dat de axon (output) van een biologische neuron wel soms een meter lang kan zijn als deze ergens met een lichaamsdeel moet worden verbonden. Bepaalde moleculen in het lichaam nemen de axon mee op sleeptouw en zoeken hun weg (links, rechts, rechtdoor etc.) naar het lichaamsdeel bijv. een spier. Je zou dan gaan denken dat alles in het lichaam een identificatie heeft en dat zelfs neuronen een identificatie hebben. Dat brengt mij op een gedachte hoe de output van te voren bekend zou kunnen zijn in de synapsen (is dus gewoon een gedachte die helemaal niet waar hoeft te zijn), voor een bepaalde combinatie van 0 en 1 die naar verschillende biologische neuronen gaat gelijktijdig maar met een verschillende output. Stel dat je een combinatie hebt van 0 en 1 en daarnaast een tweede combinatie van de output van 0 en 1 voor verschillende biologische neuronen waarbij de volgorde aangeeft neuron 1, neuron 2 etc. Als je de tweede combinatie zou opnemen in elke 0 en 1 van de eerste combinatie, dan zou dat gecodeerd kunnen worden in de zenuwimpuls, wat een gewoon signaal is met een amplitude, die behoort bij elke 0 of 1 van de eerste combinatie (0 kan mogelijk toch horen bij een zwakke zenuwimpuls). Dan kun je de waarden (of toename waarde) door de synapsen zelf laten berekenen voor elke aangesloten biologische neuron omdat de output (0 of 1) van alle aangesloten neuronen in die zenuwimpuls verwerkt is maar gedecodeerd dient te worden. Zo ook voor de volgende laag biologische neuronen, dus de output moet wel van te voren bekend zijn, of aangevuld worden bijv. als het meteen live gaat zo tijdens het denken. Ik vraag me af of een biologische neuron middenin een biologisch neuraal netwerk apart benaderd kan worden van buitenaf voor een update van de synapsen, of dat enkel een biologische neuron geprikkeld kan worden door andere aangesloten biologische neuronen. Als dit laatste waar is zal van te voren in de hersenen het hele patroon van combinaties moeten worden bepaald voordat het opgeslagen kan worden in een netwerk van biologische neuronen, eerst zullen die combinaties in niet verbonden neuronen worden uitgevoerd (denk ik) zodat de synapsen zichzelf juist kunnen instellen of bijstellen met alle gegevens die aangeleverd worden in de combinaties. Op deze manier wordt dan laag voor laag aan elkaar verbonden. Dit was dus een gedachte maar geeft weer hoe het zou kunnen.
- Ik zou dus denken dat er eerst een gedachte is, en die pas later wordt opgeslagen, zo kunnen de hersenen berekenen wat de waarden van de synapsen moeten zijn bij het vastleggen en eventueel de gedachte vastleggen door van achteren naar voren te werken. Maar omdat ditzelfde probleem optreedt bij het samenstellen van de nog niet opgeslagen gedachte via biologische neuronen, zou ik denken dat onze black box het bewustzijn moet zijn wat buiten de hersenen zou kunnen liggen, dus een AI machine nooit een bewustzijn kan krijgen, het blijft een machine. En zowel dieren als mensen een bewustzijn kunnen hebben buiten de hersenen. Maar goed, meer is er niet te bedenken voorlopig. Het is net als met de oerknal, het begin valt niet te begrijpen. Ik kan nu begrijpen dat er een deel van wetenschappers is die stelt dat het bewustzijn buiten de hersenen ligt waar bijv. ook onze gedachten ontstaan en worden opgeslagen, mogelijk dienen enkel de hersenen om onze gedachten (ook in de hersenen opgeslagen) met het lichaam te verbinden net zoals DNA aan ons lichaam verbonden is, ben benieuwd naar mijn volgende onderwerp 3b later.
- AI wordt dus door de mens gecreëerd en is dus gewoon een hulpmiddel om bepaalde zaken automatisch voor elkaar te krijgen wat met de gangbare programmeermethoden niet lukt. Men kan er ook een robot door laten functioneren, dus een soort handige machine, maar het zal absoluut geen mens zijn met een bewustzijn ooit. We overdrijven graag, zijn al 6 miljoen jaren bezig in de wereld en krijgen een steeds groter ego als we iets meer weten. In de zelfsturende auto in het drukke stadsverkeer geloofde ik persoonlijk ook niet (zie oude tekst in mijn archief) en steeds komen er 10 jaar bij voor de ontwikkeling. De complexe hersenen van een mens kunnen meer overzien om ongelukken te voorkomen, daar kunnen enkele sensoren niet tegenop. Ik zie AI meer voor het vervangen van repeterende saaie werkzaamheden, de rest is vooral science fiction (voorlopig).
- Mijn persoonlijke conclusie: Als je gaat rekenen om de biologische synapsen in te stellen voor diverse combinaties van 0 en 1 die bij een bepaalde gebeurtenis horen, dan kom je er al snel achter dat ieder probleem zijn eigen oplossingen kent wiskundig gezien (net als bij kunstmatige neurale netwerken). Maar ik ben er persoonlijk wel van overtuigd dat het in de hersenen eenvoudiger moet werken (wat van nature is ontstaan) dan in kunstmatige neurale netwerken. We hebben het idee van kunstmatige neurale netwerken opgedaan met de hersenen en het op een eigen manier ontwikkeld met veel wiskunde. Ik ben zelf een tijdje bezig geweest met het probleem voor een zgn. XOR poort die enkel opgelost kan worden in kunstmatige neurale netwerken via een zgn. Mandaline netwerk, hierin zijn dus meerdere kunstmatige neuronen opgenomen. Ik heb het idee (waar of niet waar) dat in 1 biologische neuron iedere groep van combinaties kan worden opgeslagen en dat er enkel zenuwimpulsen bestaan die een 1 representeren (dus steeds eenzelfde signaal), en geen zenuwimpuls representeert een 0, en negatieve waarden komen dus niet voor. Ik denk dat er altijd een waarde 1 moet worden toegevoegd aan een combinatie, indien een combinatie niet is te verenigen in de groep. Er moet dus altijd een extra biologische synaps zijn voor dit doeleinde (ontvangt deze een 0 dan levert deze geen bijdrage aan de totaal netto zenuwimpuls, bij een 1 wordt de totaal netto zenuwimpuls van tenminste 1 gehaald). In de voorbeelden boven met AND of OR poort hoeft er geen 1 te worden toegevoegd, er hoeft geen extra biologische synaps te worden ingesteld. Maar een XOR poort heeft een lastige combinatie 1 en 1 die 0 moet worden. De combinaties voor een XOR poort zijn: 1 en 1, 0 en 0, moeten 0 worden, 1 en 0, 0 en 1, moeten 1 worden. Dit is oplosbaar door een extra biologische synaps een 1 te geven voor de combinaties 1 en 0, 0 en 1. De wiskundige vergelijking wordt dan: (0,4 . i1 + 0,4 . i2 + 0,6 . i3) >= 1. Alle overige combinaties (behalve 1) geven geen netto waarde 1, enkel de combinaties 1 en 0, 0 en 1 tezamen met de extra 1, geven een netto waarde 1, er is meestal een foutenmarge, hier is dat de combinatie 1 en 1 tezamen met de extra 1. Het gaat hier niet om een echte elektronische schakeling, maar om een simulatie in de hersenen.
Ik ga er nu niet meer over nadenken en weer verder met andere onderwerpen. Men probeert dit al 100 jaar op te lossen en nog niemand is er uitgekomen, dus zal het wel gecompliceerd in elkaar zitten. Wat een toeval toch allemaal in de natuur .. - Wetenschappers zijn al in staat een serie hersencellen ontvankelijk te maken met bepaalde chemische stofjes zoals de hersenen dat zelf ook doen, voor een eerste gebeurtenis die gaat plaatsvinden en dan opgeslagen gaat worden in die hersencellen. Als men die bewuste hersencellen dan later weer prikkelt met de juiste zenuwimpulsen, dan gebeurt die gebeurtenis of herinnering aan die gebeurtenis opnieuw.
3b.Leven of bewustzijn na de dood (toegevoegd in juli 2024)
i) Geraadpleegde bronnen zijn het boek "Eindeloos bewustzijn (23 ste druk)" van P.v.L., Wiki diverse informatie, wat wetenschappelijke verslagen, en aangevuld met wat eigen gedachten
Interessant boek om te lezen over de BDE (nu NDE genoemd), de schrijver heeft zich ook veel verdiept in andere wetenschappen zoals de kwantummechanica om verklaringen proberen te vinden.
Ikzelf heb ook iets bijzonders meegemaakt (2 keer in mijn leven), geen NDE, maar ook iets wat ik nooit zal vergeten. Als je in mijn archief leest zie je een gemaakte opmerking over een Engelse wetenschapper kort na zijn overlijden, waarbij het mij van binnen toch zat te wringen, moet ik die opmerking weglaten of niet, ik heb deze toch laten staan. Na ongeveer 1 week hoorde ik tijdens een diepe slaap een harde deurbel (ding dong) in mijn hersenen waarbij ik wakker overeind schoot, voor mij zag ik een groot scherp beeld van die wetenschapper die mij aankeek, en vervolgens vervaagde dat beeld langzaam tot het weer verdwenen was. Zoiets kan uit het onderbewuste komen, dacht ik, uit een soort schuldgevoel, maar als een wetenschapper contact zou kunnen maken op de een of andere manier, dan had deze wetenschapper wel de juiste papieren, want was veel bezig met naast elkaar bestaande (parallelle) werelden / ruimten.
Achteraf lijkt dit mogelijk het meeste op een hypnagoge hallucinatie in de psychologie als het per se een naampje moet hebben. Voor mijzelf kan ik dit wel verklaren als ik onderwerpen te diep en langdurig uitspit. Als zelfstandige deel ik mijn dagindeling zelf in. Dit heb ik 5,5 jaar later nog een keer mogen meemaken midden in de nacht met een verschijning langs mijn bed van een onbekend iemand met niet westerse kleding, een levensecht 3D beeld met details in de kleding. Je schrikt intens, maar achteraf zou ik het nogmaals willen meemaken om het moment beter te kunnen onderzoeken, maar ja dat komt mogelijk nooit meer voor. Dus eindelijk iets meegemaakt waartoe de hersenen in staat zijn, en niet alledaags is, alhoewel ik ook begrijp dat er genoeg mensen zijn met negatieve ervaringen waarvan ik hoop dat die negatieve ervaringen verdwijnen. Ik kan nu heel goed begrijpen wat een NDE ervaring kan zijn, levensecht en je de wens kan hebben niet meer terug te willen keren vanwege een overweldigend heerlijk gevoel.
In mijn eigen archief ben ik ook veel bezig geweest met een onzichtbare ruimte die ik uiteindelijk de vierde dimensie noemde, zie onderwerp 3c. Omdat ik daar het tijdloze met licht verbindt, binnenin een (bewegende) lichtgolf of elektromagnetische golf is de tijd 0 of tijdloos volgens mijn gedachten, zou het bewustzijn zich best in de vierde dimensie kunnen bevinden (waar in oneindige delen geen tijd en geen ruimte hoeft te bestaan zoals wij die kennen, ook zou een derde dimensie met ruimte en tijd tegelijkertijd overlapt kunnen zijn met een derde dimensie zonder ruimte en tijd, dus de zichtbare en onzichtbare ruimte zijn verweven met elkaar) en via elektromagnetische golven (licht) met de hersenen kunnen communiceren, een soort verstrengeling zoals tussen twee lichtdeeltjes (het is een beginnende ontdekking, zie onderwerp 3c), maar nu tussen neuronen en direct verbonden met de vierde dimensie. Op die manier zouden neuronen ook aangestuurd kunnen worden vanuit de vierde dimensie ofwel ons bewustzijn. Het lichaam is nodig om gedachten te visualiseren en om gevoelens ook echt te voelen. Ik ga hierna de kwantummechanica in details bestuderen en ben benieuwd of ik mijn eigen ideeën beter kan uitbouwen.
Ik ben wel altijd verbaasd dat een gemiddelde wetenschapper nergens in gelooft (ik heb het dus niet over de schrijver van het boek). Juist een wetenschapper zou moeten zien hoe verschrikkelijk eigenaardig de wereld in elkaar zit, de wetenschapper zoekt steeds verder met een hoog enthousiasme maar doet dit dus enkel om zijn tijd plezierig te besteden, daarna is dood is dood voor altijd. Einstein was niet zo, die geloofde niet letterlijk in een persoon zoals God, maar voelde wel de mystiek van het bestaan maar zoals voor de meesten onder ons als een vraagteken. Ook moeten we niet vergeten, we hebben wel hersenen, maar mogelijk zijn deze gelimiteerd zodat we met onze gedachten maar een gelimiteerd level kunnen bereiken, wij staan niet boven de natuur maar zijn er een onderdeel van, de natuur laat ons toe tot een bepaald niveau te denken.
Als senior heb je meer tijd om dieper over alles na te denken. Normaal ben je met zoveel dingen bezig als een soort automaat / robot, en gaat het korte leven intussen razendsnel voorbij. Als ik echt zou denken dat het leven helemaal geen doel heeft, zou ik nog geen minuut langer willen leven, alles zou 0% betekenis hebben wat je ook doet. Ik kan me niet voorstellen dat alles om ons heen zomaar uit niets en uit zichzelf is ontstaan en zo intelligent in elkaar zit. Ik kan wel begrijpen dat mijn level van denken gelimiteerd is en het daarom ook niet kan begrijpen, ik ben onderdeel van de natuur maar sta er niet boven, het is dus niet andersom. Daarom is het gewoon afwachten wat er letterlijk na de dood gaat gebeuren. Ik twijfel natuurlijk ook constant, want hoe intelligent ook alles in elkaar zit, dat vind ik niet terug bij de medemens, generatie na generatie. Die blijft eeuw na eeuw hetzelfde (al 6 miljoen jaar lang) en voert constant oorlog en ziet nog steeds niet het onzinnige van zijn handelen in. Is niet in staat dat patroon te doorbreken, is egoïstisch en hebzuchtig, is laf, agressief, onbetrouwbaar en onverschillig, is eenvoudig te manipuleren, heeft nooit genoeg en ziet de limieten van de natuur niet, is niet in staat een betere wereld voor elkaar te creëren, is hypocriet en ziet enkel valse onrechtvaardigheden. Waarom zou zo'n wezen beloond moeten worden, is dit leven misschien een leerschool voor een vervolg maar waarom dan? Ik ga er voorlopig maar vanuit dat ik niet het level heb om het te begrijpen en wacht maar af en ben blij dat het eindig is in deze wereld, zodat aan die voortdurende irritatie een einde komt ..
3c.De vierde dimensie (toegevoegd in juli 2024)
i) Geraadpleegde bronnen zijn het boek "Teleportatie (en andere mysteries in de kwantummechanica)" van A.Z., Wiki diverse informatie, wat wetenschappelijke verslagen, en aangevuld met wat eigen gedachten
Twee gelijksoortige deeltjes (bijv. twee lichtdeeltjes, fotonen genoemd, of twee elektronen etc.) kunnen met elkaar in contact staan op een theoretische oneindige afstand van elkaar (bijv. een deeltje op Aarde en een deeltje op Mars) en toch onmiddellijk op elkaar reageren, als bijv. een eigenschap van het ene deeltje gewijzigd wordt (bijv. de spin van een elektron d.w.z. de draairichting), wordt dezelfde eigenschap bij het andere deeltje ook onmiddellijk gewijzigd (dus krijgt in dit voorbeeld ook dezelfde draairichting, of in sommige experimenten een tegengestelde draairichting). Een eigenschap van een lichtdeeltje (foton) is bijv. de polarisatie van het bij het lichtdeeltje behorende lichtgolf (denk bijv. aan lichtfilters waarbij bepaalde lichtstralen met een bepaalde polarisatie kunnen worden uitgefilterd zoals in een zonnebril).
Maar dit kan enkel plaatsvinden wanneer die twee deeltjes met elkaar verstrengeld zijn. Als twee deeltjes met elkaar verstrengeld zijn, zijn deze in een toestand dat ze nog geen waarde voor een eigenschap hebben aangenomen, dus geen enkele eigenschap heeft een waarde, bijv. de spin van een elektron heeft nog geen richting. Pas als een eigenschap een waarde aanneemt door een of andere natuurlijke oorzaak, of bijv. dat een eigenschap door meetapparatuur wordt gemeten, het wordt dan gedwongen een waarde aan te nemen, zal die waarde van die eigenschap van het deeltje ook bij het verstrengelde deeltje worden aangenomen. Zodra een deeltje in die verstrengelde toestand een eigenschap heeft aangenomen (waarschijnlijk hebben alle eigenschappen dan een waarde aangenomen), komt ook aan de verstrengeling een einde. Best wel logisch want het doel van de verstrengeling zal zijn om er zeker van te zijn dat beide deeltjes dezelfde eigenschappen krijgen onafhankelijk van hun afstand.
Hoe krijgt men die deeltjes in een verstrengelde toestand? Bijv. bij lichtdeeltjes (fotonen) gaat dit het makkelijkst door een lichtdeeltje te laten splitsen in een speciaal kristal waardoor er twee verstrengelde deeltjes ontstaan. Bijv. bij elektronen moet de temperatuur eerst verlaagd worden naar rond het absolute nulpunt (ongeveer rond -273 graden Celsius ofwel ongeveer rond 0 graden Kelvin), botsingen d.m.v. verstrengelde lichtdeeltjes (fotonen) met die elektronen, creëren een verstrengelde verbinding tussen die elektronen onafhankelijk van hun afstand.
Dit idee kwam theoretisch van Einstein als een paradox, want geloofde in beginsel niet in de kwantummechanica. Als deze verstrengelde verbinding mogelijk kon zijn, moest er sprake zijn van verborgen parameters (grootheden) om het doorgeven van de eigenschappen aan beide deeltjes onafhankelijk van hun afstand te verklaren. Daarmee ben ik het volledig eens (volgens mijn gedachten), er moet altijd een verklaring bestaan, ook al is men nog niet in staat tot op heden zo'n verklaring te vinden, dus bestaan er altijd verborgen parameters (grootheden) die men nog niet kent in dit geval. Op het bewijs (?) van 30 jaar later dat deze niet kunnen bestaan (de zgn. schending van de ongelijkheid van Bell), kom ik later op terug.
Als je in mijn archief leest, ben ik al eens met dit onderwerp bezig geweest. Verstrengeling van deeltjes kan tot stand komen als ze dicht bij elkaar staan, maar meestal m.b.v. lichtdeeltjes (fotonen) als de afstanden groter zijn of theoretisch oneindig. Mijn idee is dat verstrengelde lichtdeeltjes een pad creëren waarin de tijd 0 is ofwel tijdloos is. Want licht heeft de grootste mogelijke snelheid voor ons als waarnemer bezien. Dus binnenin een lichtgolf of lichtdeeltje (foton) staat de tijd stil, er kan niets meer bewegen bezien vanuit een lichtdeeltje. De lichtsnelheid door een glaskabel is maar 2/3 van de lichtsnelheid buiten de glaskabel, maar dan nog blijft dit gelden binnen die glaskabel, want er is niets wat sneller door die glaskabel kan bewegen. Bij allerlei experimenten met verstrengelingen d.m.v. lichtdeeltjes zie je dat die paden elkaar gekruist hebben, dus via die paden contact hebben gehad met elkaar. Dat moet dus iets betekenen volgens mij. Volgens mij hebben verstrengelde deeltjes contact met elkaar via de vierde dimensie waarin denk ik in oneindige delen geen ruimte en tijd bestaan, die bestaat volgens mij enkel in de derde dimensie, in de wereld om ons heen zoals wij die kennen (ook zou een derde dimensie met ruimte en tijd tegelijkertijd overlapt kunnen zijn met een derde dimensie zonder ruimte en tijd, dus een zichtbare en onzichtbare ruimte verweven met elkaar). Denk bijv. aan het concept (parallelle) werelden / ruimten die naast elkaar kunnen bestaan via de vierde dimensie. In de wiskunde is alles mogelijk zolang het maar wiskundig klopt. Ik heb al eens aangegeven in mijn archief met figuur 0.2A hoe deeltjes op die manier verstrengeld zouden kunnen zijn, zoals bekend is hoeven vectoren (die pijltjes) in de wiskunde niet visueel te zijn en zeker niet in een vierde dimensie (dat is helemaal onbekend terrein voor ons). De verbinding via de vierde dimensie zijn in dit geval de verborgen parameters (grootheden).
Dat niets sneller dan het licht kan reizen, ook informatie niet, klopt dan nog steeds, want zo'n verbinding in de vierde dimensie is geen snelheid, daar bestaat geen ruimte en geen tijd. Ook als twee verstrengelde deeltjes zich in systemen bevinden waar de tijd anders verloopt, bijv. op Aarde en in een raket met grote snelheid in de ruimte, zijn er gewoon twee verschillende tijden met elkaar verbonden (die men normaal al kan omrekenen), zodra men iets met die verbinding doet zoals een eigenschap meten aan een deeltje, is de verbinding weg (niet als men enkel de status van die deeltjes op afstand verandert). Het is wel zo dat die verschillende tijden geen gelijktijdige momenten hoeven te zijn, maar mogelijk wordt dit wiskundig gezien toch gecompenseerd dat de verbinding niet altijd exact een onmiddellijk effect heeft maar zich houdt aan gelijktijdigheid, dit vereist dus volgens mij moeilijk of onmogelijk onderzoek.
Nog een ander voorbeeld over de vierde dimensie uit mijn archief. Bewegingen zijn waarschijnlijk niet continue volgens de kwantummechanica, dus bijv. als een auto een bepaalde snelheid heeft, blijft de auto korte tijd op dezelfde locatie, en gaat daarna tijdloos naar de andere locatie, immers de beweging is niet continue. Als dit snel genoeg gaat lijkt de auto een continue beweging te maken. Dit geldt natuurlijk ook voor elk deeltje van die auto bijv. een elektron etc. Volgens mij is dit ook weer een functie uit de vierde dimensie, de auto of elektron tijdloos in zijn geheel te verplaatsen (over een zeer korte afstand weliswaar).
Hoe zie ik de vierde dimensie? Eerst dacht ik dat er een onzichtbare ruimte moest zijn verweven met de zichtbare ruimte. In de onzichtbare ruimte die geen ruimte en tijd bevat zoals de zichtbare ruimte, wordt wel alles aangestuurd vanuit die onzichtbare ruimte. Later noemde ik die onzichtbare ruimte de vierde dimensie. Daar is oneindig veel (eventuele gescheiden) opslag mogelijk (in wiskundige vorm) om eventuele vele (parallelle) werelden / ruimten aan te sturen (als die er bestaan, anders maar 1), het is volgens mij niet nodig daar nog meer dimensies in te betrekken.
Wat is het verschil tussen een globale tijd een lokale tijd (zoals ik denk)? Met tijd bedoel ik natuurlijk het ritme van de tijd, loopt de klok langzamer of sneller in vergelijking. Bijv. op Aarde kennen we een tijd die overal gelijk is en wordt bepaald door de totale energie van de Aarde (reizende door de ruimte) zoals ik denk. Op een locatie die niet beweegt t.o.v. de Aarde is de lokale tijd gelijk aan de globale tijd. Op bewegende structuren op Aarde (denk aan een trein / vliegtuig etc.) gaat de lokale tijd langzamer, maar we meten de globale tijd van die beweging als stilstaande waarnemer op Aarde, binnenin de trein of vliegtuig meet een meereizende waarnemer de lokale tijd, immers een bewegend object heeft meer energie gekregen (door energie uitwisseling, bijv. brandstof), maar de totale energie van de Aarde blijft gelijk. De tijd van bewegende elementaire deeltjes (of van allerlei soorten deeltjes) wordt volgens mijn gedachten gemeten in de globale tijd of in de lokale tijd van de bewegende structuur waarbij dat deeltje hoort. Dus de tijd van een bewegende structuur zoals de Aarde of een bewegend object op Aarde wordt bepaald door de emergente energie (het totaal van energie van die bewegende structuur). Net zoals ik denk dat de lokale tijd op een lichtdeeltje 0 of tijdloos is, denk ik ook dat de lokale tijd op een elementair deeltje (of van allerlei soorten deeltjes) ook 0 of tijdloos is. Wat gebeurt er volgens mijn gedachten dan met een elektron op het absolute nulpunt 0 graden Kelvin (-273 graden Celsius)? Dit elektron heeft nog steeds dezelfde energie die bijdraagt aan de emergente energie van de Aarde, maar de extra lokale bewegingsenergie (die ook bijdraagt aan de emergente energie van de Aarde) is omgezet en is daardoor 0 geworden. Nu wordt de lokale tijd van 0 of tijdloos zichtbaar, het elektron is op meerdere plaatsen lokaal tegelijkertijd waarneembaar, volgens mij een effect van tijdloosheid. In de vierde dimensie zijn deze meerdere plaatsen volgens mij tijdloos met elkaar verbonden. Zo denk ik verder dat lichtdeeltjes met een lokale tijd 0 of tijdloos, ook allemaal met elkaar verbonden zijn in de vierde dimensie, tenminste zeker binnen dezelfde lichtgolf.
In een kwantumcomputer maakt men gebruik van de toestand ofwel status van een deeltje dat deze nog geen waarde voor eigenschappen heeft aangenomen, deze hoeft nog niet verstrengeld te zijn maar ook verstrengelde deeltjes worden gebruikt. Men kan namelijk de kans veranderen dat een bepaalde waarde voor een eigenschap wordt aangenomen en die kans kan tussen de 0 en 100% liggen, dus als die kans minder dan 50% is wordt die waarde van die eigenschap meestal NIET aangenomen en als de kans groter dan 50% is wordt die waarde van die eigenschap meestal WEL aangenomen. Een bit in een gewone computer kan 0 of 1 zijn, maar de kans van de waarde van een eigenschap in zo'n deeltje kan tussen de 0 en 100% liggen, dus zijn er oneindig veel mogelijkheden. Zodra men het deeltje meet, zijn er twee mogelijkheden, het heeft die waarde van die eigenschap en noemt men 1 of niet wat men 0 noemt. Dus net zoals in een gewone computer geeft zo'n deeltje een 1 of 0 als mogelijkheid. Maar is dan de vraag, wat heb je aan die kansen? Bepaalde wiskundigen hebben strategieën ontwikkeld dat je die kansen kunt benutten om bepaalde problemen op te lossen bijv. het zoeken naar een beste oplossing in een bepaald probleem, zoals met gewone computers wordt berekend, maar een kwantumcomputer is veel en veel sneller. Omdat er met kansen wordt gewerkt, moet men zo'n strategie meerdere keren herhalen, het resultaat wat het meeste voorkomt, is de oplossing van het probleem. Je moet er zelf over lezen om het een beetje beter te snappen. Als ik hierna de kwantummechanica dieper ga bestuderen kan ik dit later mogelijk beter uitleggen.
Bijv. Microsoft heeft een kwantumcomputer die over het internet door iedereen gebruikt mag worden (zoek op "azure") als je eerst een account aanmaakt. Deze kwantumcomputer kan met een speciaal daarvoor ontwikkelde computertaal geprogrammeerd worden, men mag dus zijn eigen programma schrijven en uitproberen. Bij drukte moet men een aantal dagen wachten op het resultaat. Het wonderlijke van zo'n kwantumcomputer is dat er echt statussen van deeltjes kunnen worden gewijzigd bijv. bij een temperatuur van -273 graden Celsius. Men kan zelfs de verstrengeling tussen twee deeltjes zelf uitvoeren zoals wetenschappers dat doen in laboratoria en dus bezien wat de resultaten zijn bij metingen (m.b.v. programma-instructies). Bij elke programma-instructie wordt iets automatisch uitgevoerd, bijv. een deeltje met laserlicht beschijnen wat dus aanvankelijk in laboratoria door wetenschappers werd uitgevoerd etc.
Dus eerst dachten we aan elementaire deeltjes zoals lichtdeeltjes of elektronen als een hoopje energie, nu blijken het dus kleine systeempjes te zijn die eigenschappen een waarde kunnen geven volgens een kansberekening die door ons te beïnvloeden is. De natuur zit wonderlijk in elkaar en de bodem wordt steeds niet bereikt, steeds is er iets nieuws te onderzoeken. Zo heeft men ook al een foto kunnen maken van twee verstrengelde lichtdeeltjes net als ze het kristal verlaten hebben ("https://www.bbc.com/news/uk-scotland-glasgow-west-48971538"). Je ziet dat het geen bolletjes zijn, maar twee lichtgevende vlekken. Einstein vond het jammer op zijn 70ste dat hij nooit begrepen had wat licht was, dat lijkt mij wel logisch, we begrijpen helemaal niets, we vinden enkel de verbanden zover de natuur het toelaat. Daarom kunnen we bijv. ook vliegen. Een uitvinding is ontdekken wat de natuur toelaat.
Hoe dieper we gaan graven, hoe meer eigenaardigheden we zullen vinden. We proberen zoiets als een abstracte vierde dimensie nog te negeren, mogelijk komt er een dag dat we er niet meer omheen kunnen, en komen we er steeds meer achter in wat voor eigenaardige wereld en ruimte we leven.
Nog terugkomende op de schending van de ongelijkheid van Bell hierboven. Eerst het volgende voorbeeld met identieke tweelingen, daarna over verstrengelde deeltjes die ook als identieke tweelingen kunnen worden beschouwd voor hun te meten eigenschappen.
Als men twee identieke tweelingen heeft, kan men de lengte (groot of klein in dit geval) of kleur ogen (blauw of bruin in dit geval) of haarkleur (zwart of blond in dit geval) meten bij 1 van de identieke tweelingen en weet men tevens dat dit hetzelfde zal zijn bij de andere identieke tweeling. Dit verklaart men met de verborgen parameter (grootheid) DNA die bij de identieke tweelingen gelijk is voor die te meten eigenschappen. Als men een grote groep identieke tweelingen paren heeft, kan men wiskundig het volgende beredeneren: ("het aantal grote blauwachtige tweelingen") is kleiner of gelijk aan (("het aantal grote tweelingen met zwart haar") + ("het aantal blauwachtige tweelingen met blond haar")). Dit noemt men de ongelijkheid van Bell. Maar hier zijn dus 3 eigenschappen bekend.
Ditzelfde kan men beredeneren voor een grote groep verstrengelde deeltjes paren met drie eigenschappen x, y en z met waarden 1 of 0, wat die ook mogen zijn. De ongelijkheid van Bell zou dan zijn: ("het aantal deeltjes met x1 en y1") is kleiner of gelijk aan (("het aantal deeltjes met x1 en z1") + ("het aantal deeltjes met y1 en z0")). Maar hier worden steeds 2 eigenschappen gemeten, en iedere eigenschap aan het andere deeltje in het paar. Deze ongelijkheid van Bell schijnt bij verstrengelde deeltjes niet te kloppen wat men daarom de schending van de ongelijkheid van Bell noemt.
Dit geeft bij mij toch enige onvrede want bij de identieke tweelingen kent men 3 eigenschappen en bij de verstrengelde deeltjes meet men maar 2 eigenschappen. Men meet die 2 eigenschappen ook steeds bij het andere deeltje, dus bijv. x1 aan het ene deeltje van het paar en y1 aan het andere deeltje van het paar, maar zou niet uit mogen maken, want wat men meet zou ook voor het andere deeltje gelden, men meet gelijktijdig dat ze nog verstrengeld zijn, na de meting is de verstrengeling verbroken. Maar als men maar 2 eigenschappen meet bij de identieke tweelingen heb ik ook een voorbeeld dat de ongelijkheid van Bell geschonden wordt : bijv. men meet groot en blauw voor 1 paar, alle overige paren zijn een combinatie van klein, blauw en zwart haar of een combinatie van klein, bruin en blond haar. Net zoals bij de verstrengelde deeltjes mag men hier ook niet, de niet gemeten derde eigenschap beredeneren.
4.Een analyse van de kwantummechanica (doorlopend bijgewerkt in 2024)
i) Geraadpleegde bronnen zijn de boeken "Principles of Quantum Mechanics" en "Basic Training in Mathematics (A Fitness Program for Science Students)" van R.S., Wiki diverse informatie, wat wetenschappelijke verslagen, en aangevuld met wat eigen gedachten. Voorlopig als extra naslagwerk voor feiten het gloednieuwe boek "Power of the Invisible (The Quantessence of Reality)" van S.B., later ga ik dit volledig lezen.
Bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus ik ga toch mijn analyse afmaken van de kwantummechanica, het is te interessant i.v.m. het begrip tijdloosheid!
Ook de nieuwsgierigheid is groot, waarom de relativiteitstheorie nog niet past in de kwantummechanica. Mochten we na de dood op geen enkele manier voortbestaan, dan heb ik dit nog tijdig geweten, welk nut dat ook mag hebben 🙂.
4a.Een geschiedkundig kort overzicht van ontwikkelingen in de natuurkunde (toegevoegd in oktober 2024)
i) Geraadpleegde bronnen zijn het boek "Natuurkunde van zwaartekracht tot kwantummechanica" van I.M. en Wiki diverse informatie
- ca. 624-545 v. Chr. Thales van Milete, Turkije: filosoof, bijv. de eerste theorieën over materie (oerstof)
- ca. 460-356 v. Chr. Democritus, Griekenland: filosoof en wiskundige, bijv. de eerste theorie over atomen (deeltjes)
- 384-322 v. Chr., Aristoteles, Griekenland: filosoof en wetenschapper in diverse vakgebieden, bijv. het bestaan van een ether (als dat later donkere materie blijkt te zijn, had hij toch deels gelijk)
- 287-212 v. Chr., Archimedes, Italië: wiskundige en natuurkundige bijv. de theorie over de hefboom en theorie over de opwaartse kracht
- 100-1500: einde van de hegemonie van de Oudgriekse beschaving, de Westerse wetenschap staat nagenoeg stil (tot op de dag van vandaag, altijd druk bezig met oorlogen of eigen gedachten aan anderen opdringen), in Perzië (Iran, en delen van alle landen daarom heen zoals Irak, Syrië, Afghanistan etc.) en Midden-Oosten gecontinueerd en werden de geschriften van bovenstaande wetenschappers en anderen behouden voor het Westen
- 965-1040, Alhazen, Irak: wiskundige en astronoom, vader van de optica, bijv. ontwikkelde de eerste camera
- 1473-1543, Nicolaas Copernicus, Polen: bijv. de theorie over het planetenstelsel met cirkel banen rond de zon
- 1571-1630, Johannes Kepler, Duitsland: bijv. de theorie dat banen van planeten de elips vorm hebben
- 1564-1642, Galileo Galilei, Italië: bijv. sterke verbetering van de telescoop (oorspronkelijk in Nederland ontwikkeld) en de theorie dat de slingertijd altijd constant is
- 1596-1650, René Descartes, Frankrijk: bijv. de theorie over de wetenschappelijke methode als basis voor onderzoek in het algemeen
- 1627-1691, Robert Boyle, Ierland: bijv. de wet van Boyle, de theorie over de relatie tussen druk en volume van gas
- 1643-1727, Isaac Newton, Engeland: bijv. de theorie over beweging en zwaartekracht, en licht verplaatst zich in deeltjes
- 1629-1695, Christiaan Huygens, Nederland: bijv. de theorie dat licht zich in golven verplaatst, hij was ook de eerste theoretische natuurkundige
- 1700-1782, Daniel Bernoulli, Nederland: bijv. de theorie over verband druk en deeltjes (later atomen) in gassen
- 1796-1832, Sadi Carnot, Frankrijk: vader van de thermodynamica, zoals bijv. de verklaring over de werking van een stoommachine (die al was uitgevonden)
- 1824-1907, William Thomson, Ierland: bijv. de theorie over de derde wet van de thermodynamica, het absolute nulpunt; heeft later titel Lord Kelvin gekregen
- 1791-1867, Michael Faraday, Engeland: bijv. de opwekking van een elektrische stroom door magnetisme en andersom
- 1831-1879, James Clerk Maxwell, Schotland: bijv. de 4 wiskundige relaties die het verband tussen elektriciteit en magnetisme vastleggen ofwel het elektromagnetisme
- 1766-1844, John Dalton, Engeland: bijv. de atoomtheorie, alles bestaat uit atomen, probeerde een lijst op te stellen van alle atoommassa's van alle chemische elementen
- 1834-1907, Dmitri Mendelejev, Rusland: bijv. het periodieke systeem van alle chemische elementen
- 1773-1858, Robert Brown, Schotland: bijv. het bewijs dat atomen echt bestonden d.m.v. stuifmeelkorrels in een heldere vloeistof zoals water, die constant bewegen door de bewegende moleculen in die vloeistof
- 1856-1940, J.J. Thompson, Engeland: bijv. de ontdekking van het elektron, er bestond dus iets kleiner dan het atoom
- 1871-1937, Ernest Rutherford, Nieuw-Zeeland: vader van de kernfysica, bijv. de opbouw van een atoom uit deeltjes (kern, protonen, neutronen en elektronen)
- 1852-1908, Henry Becquerel, Frankrijk: bijv. de ontdekking van atoomstraling bij bepaalde chemische verbindingen, die dwars door materialen heengingen
- 1867-1934, Marie Curie, Polen: bijv. de ontdekking van radioactieve elementen die voor bovenstaande atoomstraling verantwoordelijk waren, en dus radioactieve straling
- 1858-1947, Max Planck, Duitsland: bijv. de constante van Plank h, dit is de kleinst mogelijke eenheid van straling, later foton genoemd, waaruit alle elektromagnetische straling bestaat zoals licht, de grondlegging voor de kwantumfysica, alles bestaat uit kleinste eenheden
- 1853-1928, Hendrik Antoon Lorentz, Nederland: bijv. de theorie over de constante snelheid van licht, de basis voor de relativiteitstheorie van Einstein (waren goede collega's van elkaar)
- 1879-1955, Albert Einstein, Duitsland: bijv. dat licht zowel uit golven en uit deeltjes (fotonen) bestaat, en natuurlijk de bekende relativiteitstheorie
- 1885-1962, Niels Bohr, Denemarken: bijv. paste de kwantummechanica (was in ontwikkeling als wiskunde voor de kwantumfysica) als eerste toe op het atoommodel, elektronen kunnen enkel in bepaalde schillen (energieniveaus) rond de kern bewegen
- 1888-1925, Alexander Friedmann, Rusland: bijv. grondlegger van de baanbrekende theorie dat het universum uitdijt (oerknal)
- 1892-1987, De Broglie, Frankrijk: bijv. dat alle materie kan worden gezien als zowel een golf als deeltje, dus niet enkel licht, zo kon het aantal elektronen in een schil rond de kern worden verklaard
- 1901-1976, Werner Heisenberg, Duitsland: bijv. het onzekerheidsprincipe ofwel de volledige afwezigheid van zekerheid, je kunt bijv. de plaats en snelheid van een elektron niet gelijktijdig weten, bepaalde meetbare eigenschappen van deeltjes komen in paren die onscheidbaar zijn, ze zijn complementair
- 1902-1984, Paul Dirac, Engeland: bijv. de theorie dat er naast alle soorten deeltjes ook anti-deeltjes bestaan (anti-materie), bijv. we kennen een elektron, maar er komen ook positronen voor met tegengestelde lading, echter deze bestaan maar voor een korte tijd
- 1887-1961, Edwin Schrödinger, Oostenrijk: bijv. de theorie over kansgolven van deeltjes in de kwantumfysica, de kans een deeltje op een bepaalde plaats te vinden. Opmerking: maar licht is toch een echte golf? Licht kan zowel als een elektromagnetische golf als een deeltje worden gezien, maar het is geen van beiden (thans). Maar met de kansgolf kan het wel als een deeltje worden gezien op een bepaalde locatie.
- 1918-1988, Richard Feynman, Verenigde Staten: bijv. de theorie over de kwantumelektrodynamica (QED), voor elk stukje materie waar wij uit bestaan, elke kracht of handeling, alles komt neer op het gedrag van licht en elektronen, die in QED maar steeds uit 3 acties bestaat
- 1901-1958, Ernst Lawrence, Verenigde Staten: bijv. de eerste kunstmatige deeltjesversneller, zo zijn dus later de grote deeltjesversnellers gebouwd
- 1929-2024, Peter Higgs, Engeland: bijv. samen met François Englert (België) het higgsboson deeltje voorspelt en is gevonden met de grote deeltjesversneller, het schijnt verantwoordelijk te zijn voor de massa van deeltjes waar dit higgsboson deeltje een onderdeel van moet zijn, door zgn. Higgs velden overal aanwezig in de ruimte, krijgt alle materie een massa
- 1873-1916, Karl Schwarzschild, Duitsland: bijv. de Schwarzschildradius, de wiskundig berekende veranderde diameter van een zwart gat door zijn veranderde massa
- 1942-2018, Stephen Hawking, Engeland: bijv. de theorie van het afgeven van Hawkingstraling uit een zwart gat, en een zwart gat heeft 1 punt wat tijdloos is, er bestaat geen ruimte en tijd meer in dat punt (singulariteit), zwarte gaten kunnen ook zo klein zijn als deeltjes en kunnen kort bestaan rond de grote deeltjesversnellers
- In onderzoek: het uitdijende heelal of het einde daarvan met eventuele nare gevolgen, het eeuwige raadsel van de zwaartekracht, een theorie van alles vinden, kwantumcomputers etc.
4b.De algemene relativiteitstheorie, korte uitleg over gekromde ruimte(-tijd) (toegevoegd in november 2024)
i) Geraadpleegde bronnen zijn de boeken "Einstein: mijn theorie" van A.E. en "Een korte geschiedenis van de tijd" van S.H & L.M., Wiki diverse informatie, en aangevuld met wat eigen gedachten. Voorlopig als extra naslagwerk voor feiten / formules het nieuwe boek (3e druk) "A First Course in General Relativity" van B.S., later ga ik dit volledig lezen, al volop mee bezig nu sinds 2025. Ook een handig zuiver wiskundig naslagwerk om te hebben is "Table of integrals, series and products" van D.Z. (1150 pagina's, 8e editie).
M.b.v. de beginnende gedachten in hoofdstuk 2 over de zwaartekracht, is mijn beeld over de zwaartekracht nu als volgt.
Met de oerknal is vanuit het niets (energie totaal 0) positieve energie (objecten en licht) en negatieve energie (ruimte) ontstaan die elkaar door de splitsing tegenwerken, om gesplitst te blijven, want dat is het idee van de oerknal, maar positieve energieën trekken elkaar wel aan ofwel hebben de grote neiging 1 geheel te willen vormen, ook vormen positieve energieën het lokale begrip tijd.
Dus alle positieve energie in de ruimte wordt tegengewerkt in totaliteit door alle negatieve energie in de ruimte, dus naar verhouding wordt elke hoeveelheid positieve energie tegengewerkt door een gelijk deel van die negatieve energie bijv. bij de beweging van een object (is positieve energie) door de ruimte. Dat is de tegenwerking die ½.m.v2 aan energie kost eenmalig (energie verdwijnt niet dus de totale positieve energie van het object neemt toe), want in de ruimte is er geen wrijving zoals op Aarde. Hoe groot de totale positieve energie ook is in de ruimte (wordt groter of kleiner), verhoudingsgewijs blijft de tegenwerking door de negatieve energie steeds gelijk.
Ook hebben positieve energieën de neiging 1 te willen worden en dat noemen we de zwaartekracht, als gevolg daarvan blijven we met beide benen op de grond staan op Aarde, zonder die zwaartekracht zou dat niet mogelijk zijn geweest. Hoe groter een positieve energie is, hoe groter zijn energiedichtheid, hoe groter zijn bijbehorende zwaartekracht. Dus als een object (is positieve energie) sneller door de ruimte beweegt, wordt zijn positieve energie groter, zijn energiedichtheid groter, en daarom ook zijn zwaartekracht.
Volgens mij is zwaartekracht het fenomeen dat er (tijdelijk) positieve energie wordt verleend aan het andere object wat aangetrokken lijkt te worden, immers de positieve energie van het aangetrokken object wordt groter door zijn toenemende snelheid en die energie moet ergens vandaan komen, volgens mij dus van het aantrekkende object. Zo wordt zelfs licht aangetrokken, maar heeft enkel een zichtbaar effect bij hele grote positieve energieën zoals de zon, omdat die verhoudingsgewijs positieve energie kunnen verlenen aan zo'n kleine lichtdeeltjes. Ik denk als het aangetrokken object weer weg beweegt van het aantrekkende object, de verleende positieve energie voor het aantrekkingsproces, weer wordt teruggegeven, dus dat bedoel ik met het eventuele tijdelijke. Alles is daarna weer normaal en de hoeveelheden positieve energieën zijn weer als voorheen. Hoe groot de totale positieve energie ook is in de ruimte (wordt groter of kleiner), verhoudingsgewijs blijft de aantrekkingskracht tussen positieve energieën gelijk, vandaar dat de zwaartekracht ook niet verandert.
Dus omdat er positieve energie wordt verleend ofwel uitgeleend, is zwaartekracht geen echte kracht maar een schijnkracht, want bij een echte kracht moet zelf de positieve energie worden geleverd, echter voor berekeningen van die positieve energie kun je het als een schijnkracht beschouwen. Het fenomeen zwaartekracht ofwel het uitlenen van positieve energie wordt daarom enkel door de natuur beheerst. Mogelijk zijn alle wetten die hierbij horen nog niet geheel bekend.
Het zijn maar gedachten, maar als de Maan dichtbij is, zou de Aarde dus de meeste positieve energie aan de Maan verlenen, en als ik dan mijn inkrimpingsverhaal erbij haal, is er minder krimping op Aarde bij minder positieve energie en zou het water kunnen stijgen zoals bij vloed en natuurlijk enkel zichtbaar in grote diepe watermassa's zoals de zee. Maar nogmaals het zijn maar gedachten. Dan zou ook een klok rondom dat gebied iets sneller moeten lopen, op de Maan iets langzamer. Ook zou mogelijk zijn dat de verleende positieve energie door het aantrekkende object (Aarde) toch als een geheel wordt gezien van het aantrekkende object (Aarde) en daardoor de zwaartekracht toch steeds gelijk blijft in dat proces (ook van de Maan dus). Op atoomniveau wordt dan positieve energie verleend aan de Maan die dichterbij komt, en vermindert de positieve energie van atomen op Aarde (mogelijk lokaal), de atomen op Aarde gaan dan verder uit elkaar staan en water zet uit (bij eb zou het krimpen) en dat is enkel zichtbaar in diepe oceanen en daarom niet in meren. De zwaartekracht blijft nog steeds een uitdaging in de natuurkunde, ik heb zelf het idee dat Einstein enkel de gevolgen van de zwaartekracht heeft beschreven.
Mijn conclusie is daarom ook, dat hemellichamen die in een baan ronddraaien ergens in de ruimte met een hogere snelheid dan verwacht, met een bepaalde totale hoeveelheid positieve energie nooit uit hun baan kunnen schieten, omdat ze verhoudingsgewijs altijd op hun plaats worden gehouden volgens de wetten die bij deze schijnkracht horen, die geen echte kracht is. Zoals ik denk met een roterend hemellichaam in een baan, is er sprake van een evenwichtssituatie waarbij er microscopisch steeds een stukje positieve energie wordt verleend en eenzelfde stukje positieve energie wordt teruggegeven door het zwaartekracht fenomeen. Dus het roteren kost maar een eenmalige energie voor de beweging. Als deze snelheid dus hoger is dan verwacht, dan wordt dat evenwicht pas dan bereikt. Misschien heeft het iets te maken met objecten met normale grootte, maar een hogere of lagere dichtheid van positieve energie hebben etc.
Nog een keertje met mijn beeld over de zwaartekracht:
In feite is alles met energie te verklaren waarbij het begrip energie zelf een mysterie is, dus het lijkt erop alsof we in een soort vicieuze cirkel denken, we menen alles te kunnen verklaren en uiteindelijk komen we dan op energie uit die weer op zichtzelf een mysterie is, maar dat weigeren we in te zien (volgens mij dan).
Er bestaan momenteel 4 fundamentele natuurkrachten, maar krachten hebben altijd met positieve energie te maken, om iets voor elkaar te krijgen met kracht heb je positieve energie nodig, dus het draait altijd om het mysterie energie.
Dus mogelijk hebben alle fundamentele natuurkrachten te maken met aantrekkende positieve energieën, die neigen naar 1 geheel te willen worden maar toch gescheiden blijven (in vaste vorm). Je moet het begrip positieve energie (volgens mij) niet verwarren met positieve of negatieve ladingen van deeltjes, want beiden hebben een positieve energie, maar kunnen door hun lading als deeltjes onderling een afstotende werking hebben, maar in een atoom blijft toch alles mooi bij elkaar.
Dus mogelijk is zwaartekracht eenzelfde kracht als alle 3 fundamentele natuurkrachten op kwantumniveau maar gewoon een gebundelde 4e fundamentele natuurkracht op macroscopisch niveau. Zelf denk ik ook dat tijd enkel op macroscopisch niveau bestaat, een emergente eigenschap dus, maar mogelijk die waarde wel op kwantumniveau toegepast kan worden, sommige natuurkundigen denken dat zwaartekracht ook een emergente eigenschap is die enkel dus op macroscopisch niveau bestaat en helemaal niet aanwezig is op kwantumniveau, ik kan mij dat ook wel voorstellen. Net zoals je een object op macroscopisch niveau beschouwt terwijl de deeltjes op kwantumniveau worden beschouwd, zo kun je licht ook zien op macroscopisch niveau terwijl de deeltjes (fotonen) op kwantumniveau worden beschouwd, dus net zoals een object is licht ook in bepaalde situaties onderhevig aan de zwaartekracht (en kan dus afbuigen).
Beweging van een object in de ruimte (geen wrijving) kost positieve energie en die moet ergens vandaan komen door omzetting, maar die positieve energie wordt wel in het object opgeslagen waardoor alle deeltjes een verhoogde positieve energie krijgen ofwel de energiedichtheid neemt toe.
Bij zwaartekracht leidt aantrekking tot een beweging waarbij die positieve energie door de aantrekkende objecten wordt geleverd tot een bepaald maximum, eventueel tijdelijk. Denk bijv. aan gewichtsloosheid van een persoon in een vallend object (zoals een lift kan zijn) waarbij de verleende positieve energie aan die persoon maximaal is, men kan dan met zeer weinig positieve energie bewegen.
Dus bijv. de Aarde en Maan trekken elkaar aan en verlenen elkaar positieve energie door het aantrekkingsproces (positieve energie verlening), als die Maan door omstandigheden in een baan terecht is gekomen om de Aarde, kan er een evenwichtstoestand zijn ontstaan in een bepaalde baan en de daarbij behorende snelheid, dat beiden (inclusief de bewegingsenergie van de Maan in de baan rond de Aarde die bij zo'n groot object niet gering is) elkaar geen positieve energie meer te verlenen hebben, en er dan ook geen reden meer is tot enige extra beweging in die baan of naar de Aarde toe. Dat geldt dan voor alle locaties in die baan waarbij de hoogte van die verleende positieve energie toch wisselend kan zijn zoals bij de getijde wisselingen, waarbij het lijkt bij vloed dat de Aarde op dat moment per saldo in die regio de minste positieve energie heeft waardoor het water stijgt.
Normaal ben ik enkel geïnteresseerd in de basistheorie, maar het gedeelte over gekromde ruimte(-tijd) in de algemene relativiteitstheorie wil ik nu ook wel snappen.
Net zoals er veldlijnen bestaan rondom een magneet, die de ruimte niet laten krommen maar gewoon gekromde banen vormen rondom een magneet, zo stelde ik me altijd ook gekromde ruimte voor t.g.v. de zwaartekracht, die mogelijke gekromde paden / banen voor objecten rondom bijv. de Aarde beschrijven. Omdat men toch echt over gekromde ruimte spreekt, wil ik dit beter gaan begrijpen. Als het echt gekromde ruimte blijkt te zijn, dan moet deze constant gekromd worden omdat ons zonnestelsel zelf door de ruimte reist, ik blijf daarom het idee houden dat het gekromde banen zijn. Ben benieuwd. Intussen weet ik (als ik het goed begrepen heb) dat het gekromde banen zijn.
Het equivalentieprincipe van Einstein houdt in dat de banen van losse objecten binnenin een versnelde raket ergens in de ruimte ver weg van zwaartekrachtvelden, hetzelfde zijn als in een zwaartekrachtveld. Men kan er niet achter komen door metingen of men in een zwaartekrachtveld zit of binnenin een versnelde raket. Dit heb ik al nooit begrepen, omdat volgens mij in een zwaartekrachtveld een vallende object steeds meer energie krijgt, losse objecten binnenin een raket ver van zwaartekrachtvelden ondervinden geen krachten zoals zwaartekracht en lijken versneld naar de bodem van de raket te bewegen, in feite beweegt de bodem van de raket naar het losse object toe, dus het losse object krijgt geen toenemende energie, pas op het moment dat de bodem het losse object meeneemt krijgt het extra energie van de raket. Dus volgens mij is er wel degelijk verschil nl. de energie van het object tijdens zijn "reis", maar mogelijk is dit verschil niet te meten in de twee situaties. Als men de exacte energie van objecten zou kunnen meten, dan heb je het verschil dus te pakken. Je ziet ook vaak afgebeeld dat een los object in die raket een gekromde baan heeft, dat moet dan de rotatie van de Aarde simuleren, dus de raket roteert dan ook een klein stukje.
Maar qua beweging moet het wel hetzelfde zijn, in een zwaartekrachtveld ontstaat dezelfde beweging maar dan door energieverlening.
Ik heb eerst wat artikelen gelezen op internet over de algemene relativiteitstheorie en begrijp nu beter wat men bedoelt, vooral dit korte filmpje "https://www.youtube.com/watch?v=DdC0QN6f3G4" geeft het beste beeld. Je moet dus het Einstein effect zien als een soort diagram zoals bij de bewegende treinwagon het Minkowski diagram is gebruikt. In dit diagram is duidelijk te zien dat de lokale tijd van de vallende appel naar beneden toe steeds langzamer gaat (kolom wordt naar beneden toe breder voor dezelfde tijdseenheid, 1 seconde verloopt steeds trager ofwel duurt langer), omdat de vallende appel steeds meer energie krijgt en net zoals in de bewegende treinwagon gaat de lokale tijd dan langzamer. Dus in dit diagram wordt dat slim aangegeven in 1 beeld. Dit beeld is krommend omdat het enkel op die manier klopt qua verhoudingen, het is dus geen gekromde ruimte, maar wel gekromde ruimtetijd (lees hierna). Er is geen zwaartekracht aangegeven maar omdat er ook extra energie wordt toegevoegd voor de beweging, is er een schijnkracht actief. De rechte lijn in het diagram wordt een geodeet genoemd en is wiskundig gezien de kortste afstand naar de grond, in elk punt kun je de locatie en de lokale tijd zien, in speciale wiskunde over krommingen (niet Euclidische wiskunde) kun je bewijzen dat deze punten in dit geval op een rechte lijn liggen in dit gekromde diagram (Een leuk voorbeeld van een geodeet is ook de kortste weg tussen 2 locaties op onze aardbol. Neem bijv. de grootste cirkel op onze aardbol en dat is bijv. de evenaar. Draai deze cirkel om de aardbol heen zodanig dat deze door de eerste locatie gaat, draai dan die cirkel opnieuw rond de aardbol waarbij het draaipunt de eerste locatie is, laat dan die cirkel door de tweede locatie gaan, dus beide locaties liggen nu op die cirkel, de afstand over deze cirkel van eerste naar tweede locatie is de kortste afstand mogelijk op onze aardbol. Dit geldt dus voor alle locaties op deze cirkel, daarom noemt men elke cirkel zoals de evenaar met als middelpunt het middelpunt van de aardbol, een geodeet.).
Enkel ik zie dit als de gevolgen van zwaartekracht, maar geen alternatief voor de denkwijze van Newton, enkel Einstein heeft deze denkwijze verfijnd sinds de ontdekking dat tijd langzamer kan gaan en massa 100% positieve energie is. Het zijn dus nogmaals persoonlijke meningen van mij.
Eerst moet je je afvragen waardoor beweegt iets? Stel dat iets stil hangt in de ruimte waar geen zwaartekracht is, het wordt op zijn plaats gehouden door alle negatieve energie erom heen, dus van alle kanten tegengewerkt, als je daar even kracht op uitoefent, dan voeg je daar in feite positieve energie aan toe in een bepaalde richting en het begint vervolgens te bewegen in die richting omdat de tegenwerking van de negatieve energie is overwonnen. Of als er zwaartekracht op dat stil hangende object wordt uitgeoefend door een zwaar object in de buurt, wordt er positieve energie aan dat stil hangende object toegevoegd in de richting van dat zware object en begint vervolgens in die richting te bewegen. En hoe dat zwaartekrachtproces in elkaar zit moet nog steeds worden uitgezocht. Net zoals bij de sterke kernkracht in een atoom wordt positieve energie naar elkaar toegetrokken, dus zwaartekracht is best wel voorstelbaar en niets vreemder dan dat. Dus voor mij valt een appel nog steeds van een boom precies zoals Newton dat analyseerde.
Het grappige van Einstein is, dat hij dankzij de impuls van licht, de formule vond van e = m . c2 van een object (materie). Toen begon hij energie te betrekken in de verfijnde zwaartekrachtwetten en vond uiteindelijk dat niet enkel objecten werden aangetrokken, maar alle vormen van energie zoals dus ook licht.
Wat gebeurt er volgens mij met een vallend object? Deze krijgt positieve energie toegediend (van het aantrekkende object, nu de Aarde dus) en begint extra te bewegen in de richting van het aantrekkende object, en krijgt steeds meer positieve energie toegediend omdat de aantrekking steeds groter wordt en begint daardoor te versnellen (zoals dat bij een echte kracht ook gebeurd, de toegediende positieve energie wordt steeds groter). In elk stadium wordt dus de positieve energie van dat object groter en gaat de lokale tijd steeds langzamer, omdat verschillende objecten (grootte, zwaarte etc.) met zwaartekracht allen gelijktijdig vallen (had men in het verleden al ontdekt) gaat dus de lokale tijd op die objecten steeds met eenzelfde factor langzamer. Het lijkt dus een zwaartekrachtveld te zijn waarin de lokale tijd steeds langzamer verloopt in de richting van het aantrekkende object. Als je mijn bewegende treinwagon voorbeeld bekijkt en je stelt je voor dat die treinwagon begint te versnellen door een constante kracht op die trein, dan krijg je exact hetzelfde effect, het licht (foton) gaat steeds langzamer in de treinwagon omdat de lokale tijd steeds langzamer gaat (lichtsnelheid blijft altijd constant in de lokale tijd), maar blijft op gelijke hoogte met het licht (foton) langs de rails. Als je dit verticaal zou kunnen uitvoeren door de treinwagon vanaf hoogte in vrije val naar beneden te laten bewegen langs een verticale rails, gebeurt hetzelfde, enkel de kracht horizontaal is vervangen door een schijnkracht die we de zwaartekracht noemen, we dienen niet zelf positieve energie toe maar dat doet die schijnkracht.
Wat bedoelt men met ruimtetijd? Dat de tijd in iedere locatie in de ruimte anders kan verlopen door omstandigheden, nu dat is duidelijk in het treinwagon voorbeeld en daarbuiten. Ruimtelijk gezien is de lokale tijd van beide fotonen anders, terwijl de ruimtelijke locatie hetzelfde kan zijn, dus ruimtetijd wordt altijd aangegeven door 4 coördinaten, 3 voor de locatie (x,y,z) en 1 voor de tijd (t), dus (x,y,z,t), maar de tijd is gewoon een waarde in de derde dimensie net zoals de temperatuur.
Dus met zwaartekracht verloopt de lokale tijd anders op bepaalde hoogten (tenminste voor een object aanwezig op die locatie, dat kan ook gewoon een klok zijn, wij zien vanaf Aarde een verticale lichtstraal in onze eigen tijd), in feite naar beneden toe steeds langzamer. Einstein noemt dit de vervorming van de ruimtetijd rond een massa ofwel positieve energie, hoe groter, hoe groter die vervorming is. Als je dat filmpje boven bekijkt, kun je wiskundig zeggen dat de ruimtetijd gekromd is, maar dat is dus puur wiskundig, in de ruimte verandert niets, een kubieke meter ruimte is nog steeds een kubieke meter ruimte (met eventuele gekromde banen daarin van objecten of licht). Ook zie je dat de appel in gekromde ruimtetijd, in een rechte lijn beweegt die men een geodeet noemt, maar ook die heeft een wiskundige betekenis, voor ons gewone mensen valt een appel gewoon recht naar beneden. Dus volgens mij vervormt de ruimtetijd inderdaad door de zwaartekracht, maar valt een appel naar beneden door de zwaartekracht van Newton en niet ten gevolge van die vervormde ruimtetijd, die vervormde ruimtetijd is een gevolg van de zwaartekracht van Newton. Maar de aangepaste formules van Newton door Einstein levert nog meer op in de algemene relativiteitstheorie zoals bijv. zwarte gaten, zwaartekrachtgolven, dat het heelal mogelijk uitdijt etc. en dat alles heeft met positieve energie te maken.
Waarom moet volgens mij de positieve energie voor de zwaartekracht uit het aantrekkende object (bijv. de Aarde) worden verleend?
Die positieve energie kan niet uit het aangetrokken object (bijv. een meteoriet) zelf komen want bijv. de totale positieve energie van een vallend object moet toenemen om te versnellen. Als de positieve energie ook niet verleend wordt door het aantrekkende object, dan moet de positieve energie uit de omgeving komen bijv. uit de negatieve energie in de ruimte (die dan negatiever wordt), maar uit welke locaties dan precies want het hele zonnestelsel reist door de ruimte en lijkt die transparante deeltjes met negatieve energie dus steeds achter zich te laten. Dan moet die positieve energie wel uit het aantrekkende object komen want die reist mee. Bij een vallend object zou die geleend kunnen zijn van het aantrekkende object want geeft de positieve energie terug bij neerstorten ofwel de energiedichtheid van zowel aantrekkend als aangetrokken object worden hetzelfde, en bij het langs scheren van het aantrekkende object kan die positieve energie weer worden teruggegeven.
Eigenlijk wordt mijn manier van denken door de zwaartekrachtgolf bevestigd, oh ja hoe dan?
Zwaartekrachtgolven bewijzen dat positieve energie steeds opnieuw kan worden gebruikt en dus inderdaad nooit verdwijnt, de wet van behoud van energie dus.
Bijv. een zwaartekrachtgolf komt door een vastgemaakt object, verhoogt daar tijdelijk de positieve energie die daadwerkelijk tot actie leidt (het object krimpt), en als de zwaartekrachtgolf weer vertrokken is, wordt die actie weer ongedaan gemaakt, en dit is werkelijk met een experiment bewezen dat het zo gaat. Er is dus duidelijk arbeid verricht maar het heeft niets gekost, dus de ruimte is inderdaad een perpetuum mobile. Toch best wonderlijk die energie, het lijkt een schijnwereld, want de totale hoeveelheid positieve en negatieve energie is 0. Zonder energie moet dus voor de oerknal de lokale tijd ook al 0 zijn geweest, in feite was er gewoon niets in vergelijking met ons soort wereld dan.
Dan nog eens naar beweging kijken. Als een object vrij kan bewegen zoals in de ruimte en het krijgt extra positieve energie toegediend, hetzij met een kracht of op een andere manier, dan gaat het extra bewegen en de dichtheid van positieve energie van dat object wordt verhoogd. Als het niet vrij kan bewegen, zoals dat vastgemaakt object hierboven, dan wordt de dichtheid van positieve energie wel verhoogd maar het beweegt niet extra.
Dat gedrag van de zwaartekrachtgolf doet dan ook exact aan de werking van de zwaartekracht denken. Het aantrekkende object (bijv. de Aarde) verleent tijdelijk energie aan het aangetrokken object (bijv. een meteoriet) wat vrij kan bewegen en gaat daardoor extra bewegen. Maar net zoals de totale positieve energie van de zwaartekrachtgolf behoort tot de zwaartekrachtgolf zelf, er wordt wel tijdelijk positieve energie verleend, zo blijft de totale positieve energie van het aantrekkende object hetzelfde maar wordt er tijdelijk positieve energie verleend. Dus de totale positieve energie van het aantrekkende object, is de resterende positieve energie achtergebleven + de verleende tijdelijke positieve energie aan het aangetrokken object, het wordt dus door de natuur als 1 gezien. Zo is een vallend aangetrokken object op het aantrekkende object te verklaren. Als een vallend object langs het aantrekkende object scheert, wordt de tijdelijk verleende positieve energie weer teruggeven, net zoals bij de zwaartekrachtgolf, je kunt dit omschrijven als dat er geen schijnbare aantrekkingskracht meer is. Dit proces van positieve energieverlening net zoals bij de zwaartekrachtgolf is volgens mij nog steeds onbekend. Een vallend object geeft op de oppervlakte weer alle geleende positieve energie terug ofwel de energiedichtheid van zowel aantrekkend als aangetrokken object worden hetzelfde.
Wat gebeurt er dan volgens mij als een aangetrokken object (bijv. een raket) het aantrekkende object (bijv. de Aarde) gaat verlaten?
Bij een vallend aangetrokken object wordt er steeds meer positieve energie verleend door het aantrekkende object, de dichtheid van positieve energie in dat aangetrokken object wordt steeds groter, dus rondom dat aantrekkende object zijn er lagen waarbij in verhouding steeds meer positieve energie wordt verleend, en gaat de lokale tijd daarom steeds dus langzamer in de richting van de oppervlakte van het aantrekkende object. Dus andersom is dat hetzelfde, hoe hoger hoe minder positieve energie er wordt verleend, dus moet er positieve energie door het aangetrokken object worden teruggeven (hetzelfde als bij een zwaartekrachtgolf die weer vertrekt). Dus als het aangetrokken object weer terug is in de ruimte, is de positieve energie weer als voorheen (en ook bij het aantrekkende object).
Maar welke positieve energie is dan nodig volgens mij om het aangetrokken object, bijv. een raket, in tegengestelde richting van de Aarde te laten bewegen, waarbij de wrijving even buiten beschouwing wordt gelaten?
In de eerste lagen dichtbij de aarde, wordt de meeste positieve energie verleend in de hoop dat de raket terugkeert naar Aarde (maar die zit al in de stilstaande raket), daarna wordt die verleende positieve energie steeds minder, de schijnbare aantrekkingskracht wordt minder. Dus de totale positieve energie ofwel de massa van die raket is dan het grootst en er is dan de meeste positieve energie van dat totaal nodig als echte kracht m.b.v. brandstof voor de motoren om die hele massa in beweging te krijgen, waarbij die brandstof (die al positieve energie is) weer wordt omgezet in positieve energie en een deel verloren gaat in de dampkring, en de raket snelheid krijgt net zoals een object in de ruimte.
In de volgende lagen wordt steeds meer van die verleende positieve energie weer teruggegeven aan de Aarde, dus de massa van die raket neemt af. Dus de Aarde verliest wel een klein beetje positieve energie, die nu in de massa van de raket zit, maar de dichtheid van energie op Aarde is wel niet merkbaar gestegen door de energie teruggave, dus snelheid van Aarde met zonnestelsel blijft gelijk, de zwaartekracht is ook niet merkbaar groter geworden.
Als nu de Maan rond de Aarde draait, gaat dit volgens mij met een snelheid waarbij microscopisch gezien evenveel positieve energie wordt verleend als teruggegeven en blijft daardoor in zijn baan. Bij vloed staat de Maan het dichts bij de Aarde en verleent de Aarde de meeste positieve energie aan de Maan, daarom komt deze zo dichtbij maar blijft door zijn snelheid in zijn baan. Omdat de Aarde dan de minste positieve energie heeft in die regio, stijgt het water, zichtbaar bij diepe watermassa's zoals de zee. Maar de totale positieve energie van de Aarde blijft zijn resterende positieve energie + verleende positieve energie, net zoals bij de zwaartekrachtgolf, dus de zwaartekracht verandert niet.
Ik las in een of ander artikel dat de afstanden dichtbij de Aarde het kortste zijn en moest toen denken aan mijn inkrimpingsverhaal, vooral in verticale richting, maar dit heeft er toch niets mee te maken volgens mijn eigen gedachten. Op Aarde is alles al gekrompen behorende bij de energiedichtheid van de Aarde. Mijn inkrimpingsverhaal hoort bij verdichte energie ofwel een hogere energiedichtheid (bij bijv. beweging op Aarde), de materie krimpt in alle richtingen en de lokale tijd gaat langzamer, de omgevende ruimte blijft normaal. Zo zie ik dat ook in de algemene relativiteitstheorie, met de energieverlening door de zwaartekracht zoals ik denk. Ik denk dus dat de omgevende ruimte niet kleiner wordt, maar dat de materie krimpt, zoals bijv. bij een vallend object naar de Aarde toe. Dus dat afstanden korter worden heeft te maken dat een liniaal verder van de Aarde af, minder krimpt dus iets langer wordt, omdat de dichtheid van positieve energie in die liniaal minder wordt door teruggevende positieve energie aan de Aarde waarbij de energiedichtheid op Aarde nagenoeg hetzelfde blijft.
Hoe zit dit volgens mij met een ronddraaiende schijf en de middelpuntvliedende kracht in vergelijking met de zwaartekracht?
Voor een echte kracht moet zelf energie worden aangeleverd bijv. bij mankracht, als men een constante kracht uitoefent op een object in de ruimte (of op Aarde, even de wrijving wegdenkende) dan gaat dit object versneld bewegen. Andersom als energie wordt aangeleverd zoals bij de zwaartekracht, ontstaat er een schijnkracht, waarbij een object ook gaat versnellen. Maar omdat men bijv. bij versneld vallen de max. verleende energie krijgt, je kunt niet nog meer aangetrokken worden, kan men toch nog bewegen tijdens het vallen en voelt men deze kracht niet.
Bij een ronddraaiende schijf met een constante snelheid op een bepaalde locatie in de ruimte (geen wrijving), wordt de energie schijnbaar verdeeld van laag naar hoog vanaf middelpunt naar de rand, alsof er een object wordt versneld vanaf het middelpunt naar de rand, ofwel er ontstaat ook een schijnkracht naar de rand gericht zoals bij de zwaartekracht (naar de Aarde gericht). Dus steeds meer naar de rand toe, is de energiedichtheid groter, en gaat een klok langzamer die aan de schijf bevestigd is, de tijdvertragingsfactor die van de snelheid kan afhangen klopt in dit geval ook, want naar de rand toe wordt de lokale snelheid steeds groter. Een persoon (of object) op de rand van de schijf voelt deze kracht nu wel en dreigt weggeslingerd te worden omdat de richting van de beweging steeds veranderd en het geven van een tegenkracht steeds moeilijker wordt. Je zou kunnen zeggen waarom voel je deze kracht wel, omdat de energie voor het ronddraaien voor de schijf wel zelf aangeleverd moet worden.

Figuur 8 (zwaartekrachtveld)
In bovenstaand figuur 8 aangegeven zoals ik de zwaartekracht zie (maar geldt rondom elk object).
Bij de Aarde hoort een positieve energiedichtheid die ik aangeef met D = 1, positieve energiedichtheid geeft zowel de lokale tijd als de zwaartekracht weer, hoe hoger die positieve energiedichtheid hoe groter de zwaartekracht en hoe trager de lokale tijd verloopt, op Aarde is dit dus de duur van 1 seconde zoals we die kennen. Op de Maan is deze positieve energiedichtheid kleiner (dus D is in vergelijking veel kleiner), vandaar dat de zwaartekracht daar kleiner is en loopt de lokale tijd iets sneller. Op de Zon is de positieve energiedichtheid het grootst (dus D is in vergelijking veel groter), dus een grotere zwaartekracht en loopt de lokale tijd iets trager.
Rond de Aarde zijn lagen waarbij de positieve energiedichtheid steeds minder wordt in de richting van de ruimte, ik heb dit aangegeven met gefantaseerde getallen in de vorm van percentages in vergelijking met de Aarde. Het is niet zo (denk ik) dat daar werkelijk positieve energie aanwezig is met minder dichtheid, maar dat een object op die locatie aanwezig positieve energie krijgt verleend door de Aarde (beweegt in de richting van de Aarde) of positieve energie teruggeeft aan de Aarde (beweegt in de richting van de ruimte), en dat object daarna meer positieve energie heeft (bijv. beweegt van D = 0,93 naar D = 0,94 en krijgt dan 1% meer positieve energie van zijn totaal verleend en andersom teruggegeven), dit geldt bijv. ook voor een stilstaande klok op bepaalde hoogte, dus de lokale tijd van dat object gaat steeds langzamer of sneller afhankelijk van de richting. Verder van de Aarde af wordt de afstand tussen die lagen steeds groter, en rond de Zon zijn in vergelijking die lagen dichter bij elkaar vanwege de grotere zwaartekracht. Dus als licht met de lichtsnelheid langs de Aarde scheert door een paar laagjes heen (snelheid is groot) krijgen fotonen (lichtdeeltjes) een klein beetje energie verleend (of ontstaan er extra fotonen) en zal dus licht minimaal afbuigen. Rond de Zon is dat in vergelijking veel meer (hogere percentages in de laagjes) en buigt dan sterker af.
Je zou kunnen denken bijv. de Aarde bestaat uit atomen en de positieve energie in die atomen bepaalt de positieve energiedichtheid van de Aarde, in de lagen daarom heen (buiten de dampkring) zijn geen atomen aanwezig, maar als die er waren qua ruimte net zoals op Aarde, zou de positieve energie verdeeld worden over meerdere atomen naar verhouding en zou de positieve energiedichtheid steeds minder worden, dat vertaalt zich dan in de aantrekkingskracht.
Stel je hebt twee willekeurige objecten van de Aarde op dezelfde hoogte bijv. een stuk beton of een lucifershoutje. Dan krijgen die eerst weer dezelfde positieve energiedichtheid (die op Aarde 1 was), dus verliezen beiden evenveel positieve energie qua verhouding. Als ze beiden vallen (in vacuüm), vallen ze beiden even snel omdat ze naar verhouding dezelfde positieve energie weer terugkrijgen.
Bij willekeurige beweging ergens in de ruimte, leidt een verhoogde positieve energiedichtheid naar meer beweging. Het zou me daarom persoonlijk (gewoon een gedachte) niet verbazen dat iets wordt aangetrokken in de richting van een verhoogde positieve energiedichtheid, dus als iets in een laag van de Aarde ergens in de ruimte stilstaat met een hogere positieve energiedichtheid dan die lagen hebben, dat het niet gaat bewegen en dus aangetrokken wordt (dus dat mogelijk 2 planeten met dezelfde positieve energiedichtheid ver in de lege ruimte elkaar niet aantrekken). Zo trekken kleine stilstaande objecten op Aarde daarom elkaar ook niet aan want hebben allen dezelfde positieve energiedichtheid. Maar iets met snelheid volgt natuurlijk zijn richting, ook in een zwaartekrachtveld en krijgt dan ook positieve energie verleend zolang de energiedichtheid van dat iets niet groter is dan die in de laag. Mogelijk trekken atomen elkaar daarom ook niet aan. En dat daarom dus mogelijk zwaartekracht enkel op macroniveau lijkt voor te komen (verschillende energiedichtheden). Volgens mij is er tussen atomen weinig zwaartekracht doordat beide atomen dezelfde positieve energiedichtheid hebben, maar op het moment dat ze extra positieve energie wordt toegediend, gebeurt dat niet gelijktijdig, waarbij de atomen even naar elkaar toe bewegen waardoor dus het hele object krimpt of andersom weer uitzet, daarna hebben ze weer allen dezelfde energiedichtheid en hebben weer weinig zwaartekracht, er is geen reden tot beweging meer.
Maar zoals we weten, kan een ruimtevaartuig extra snelheid krijgen door langs een planeet te scheren, dus behalve de lokale zwaartekracht waarbij evenveel positieve energie wordt verleend als teruggegeven, wordt een object ook aangetrokken door de zwaartekracht in de snelheid van de planeet, en krijgt een object ook extra positieve energie verleend door de planeet buiten de lokale zwaartekracht om en is die planeet bij het langs scheren van zo'n object die extra verleende positieve energie kwijt.
En volgens mij werkt het in een zwart gat identiek als rond de Aarde, met dat verschil dat het een enorme berg positieve energie is en dus alles aantrekt (of maximale positieve energie verleend). In het midden in 1 punt is de lokale tijd 0, door de enorme samengeklonterde positieve energie / massa die geleidelijk is opgebouwd en die maximaal gekrompen is. En de tegenwerking van de ruimte die het begrip tijd vormt, geldt volgens mij ook bij de bewegingen door de zwaartekracht, enkel dit is niet meer zo rechtlijnig als zonder zwaartekracht, maar het draait allemaal om dezelfde tegenwerking en positieve energie die er doorheen kronkelt vanwege een ander ontstaan patroon. Enkel blijft voor mij het raadseltje bestaan hoe die energieverlening in elkaar zit, maar dat is nog steeds een raadsel, ook voor anderen. Volgens mij misschien weer net als bij verstrengelde deeltjes, via de vierde dimensie, maar nu ontvangt een object / licht verleende energie of geeft die weer terug. In die vierde dimensie bedoel ik niet de tijd als vierde coördinaat, maar een coördinaat die een gescheiden "wereld" aangeeft, ik beschouw de tijd als een waarde in de 3-dimensionale wereld die ontstaat door tegenwerking van de negatieve energie in de ruimte aanwezig.
Vandaag zag ik alles ineens duidelijker volgens mijn eigen gedachten dan. Dat idee dat zwaartekracht enkel op macroniveau kan bestaan (zie boven) en het idee in de algemene relativiteitstheorie dat zwaartekracht niet direct gaat zoals Newton dacht, maar via een zwaartekrachtveld volgens Einstein. Dus zwaartekracht kan dus gewoon uit de atomen komen want daarin zit de positieve energie opgeslagen en moet dus vanuit die atomen verleend worden. Dus net zoals bij magnetisme en elektriciteit bestaan er zwaartekrachtvelden die in dit geval zuivere positieve energie uitwisselen (denk ook aan zwaartekrachtgolven). Hoe dat uitwisselen gaat is nog niet bekend (want er mag geen positieve energie verloren gaan), kan via de vierde dimensie gaan maar mogelijk ook rechtstreeks. Dus alles wat ik hierboven beschreven heb, kan zo in werkelijkheid gaan. Dus zwaartekracht is inderdaad toch een vierde natuurkracht. Het reageert op positieve energiedichtheden, vandaar dat tussen atomen zelf (waar het vandaan komt) geen zwaartekracht voorkomt ofwel geen aantrekkingskracht. En omdat bij objecten en licht positieve energiedichtheden anders kunnen zijn, wordt er positieve energie uitgewisseld tussen hun atomen of lichtdeeltjes (fotonen). Omdat dus die verbinding direct is, blijft de verleende positieve energie bij het aantrekkende object horen zodat zijn zwaartekracht niet verandert.
Ik denk dat sommigen onder ons denken dat de lokale tijd met een vaste locatie verbonden is zoals bijv. in lagen van de zwaartekrachtvelden, maar dat geloof ik dus niet net zoals ik dat in de lege ruimte ook niet geloof. Er is pas lokale tijd wanneer er positieve energie op een locatie aanwezig is, bijv. zoals in mijn treinwagon voorbeeld. Als men dus in zo'n laag een klok plaatst, dan functioneert die als object met een verlaagde positieve energie en geeft daarom een sneller lopende lokale tijd aan, zonder die klok of object in die locatie is er geen lokale tijd. Stel bijv. dat een grote meteoriet door lagen naar beneden suist met een grotere positieve energiedichtheid dan de aarde, dan is de lokale tijd op dezelfde locatie trager. Bedenk ook dat een zwaartekrachtveld net zoals een object in beweging niet stilstaat, want alles reist met snelheid door de ruimte en daar hoort een lokale tijd bij voor de bijbehorende positieve energie.
In een zwaartekrachtveld spelen dus 2 factoren die een lokale tijd bepalen, de tegenwerking van de negatieve energie in de ruimte zoals bij andere bewegende objecten, en de energieverlening door de zwaartekracht. Bij "stilstand" van een object (dat al in beweging is in de ruimte) in een zwaartekrachtveld speelt enkel de positieve energieverlening een rol voor de veranderde lokale tijd, bij beweging binnen datzelfde veld de tegenwerking van de negatieve energie, die tegenwerking kan groter zijn bij meer verleende positieve energie of minder zijn bij teruggegeven positieve energie.
Maar ik ga nu eerst toch de bovenstaande 2 boeken lezen (wie weet hoe ik daarna denk, ook leuk om de personen zelf te leren kennen) en hopelijk daarna eindelijk verder met de kwantummechanica.
Ik heb nu het boekje gelezen door Einstein zelf geschreven in 1916, en is meer duidelijker geworden. De appel valt nog steeds door de zwaartekracht naar beneden zoals Newton dacht, enkel niet direct maar via een zwaartekrachtveld, dus een object ofwel positieve energie wordt nog steeds aangetrokken, en dus ook licht ofwel positieve energie als de zwaartekracht groot is zoals bij de zon (of in een zwart gat). In de speciale relativiteitstheorie wordt alles bekeken door waarnemers binnen referentiekaders (frames) die ten opzichte van elkaar rechtlijnig bewegen, ook beweegt materie zich rechtlijnig, dit wordt ook altijd zonder wrijving bekeken, dus alsof het ver in de ruimte plaatsvindt en waar ook geen zwaartekracht aanwezig is. Ook hebben alle frames coördinatenstelsels (x,y,z,t) zoals we die op school geleerd hebben (met loodrechte assen dus). Alle natuurkunde wetten blijven gelden binnen deze frames (hebben allen een wiskundige relatie met elkaar, elk frame is om te zetten naar een ander frame), dus als men een natuurkundewet heeft afgeleid in zo'n frame (bijv. in mijn voorbeeld langs de rails), dan kan men dezelfde natuurwet afleiden in een ander frame (bijv. in mijn voorbeeld in de treinwagon). Zo'n natuurwet kan zijn bijv. de constante snelheid van het licht. Dus mijn voorbeelden met de treinwagon is allemaal speciale relativiteitstheorie. In de algemene relativiteitstheorie kan een referentiekader met een waarnemer in een willekeurige richting bewegen (bijv. zigzaggend, roterend etc.) met een willekeurig Gauss coördinatenstelsel, in plaats van loodrechte assen kunnen dit willekeurige kromme assen zijn en ook de punten kunnen willekeurig gepositioneerd zijn op kromme lijnen, Gauss heeft daar een wiskunde voor ontwikkeld, bij bepaalde waarden kan dat ook een coördinatenstelsel worden met loodrechte assen zoals wij die kennen van school, vandaar dat de speciale relativiteitstheorie ook geldt binnen de algemene relativiteitstheorie. Ook vanuit al die frames moeten alle natuurkunde wetten kunnen worden afgeleid met wat men waarneemt in zo'n frame. Ook mogen die frames zwaartekrachtvelden bevatten. Ook kunnen alle frames worden omgezet naar ieder willekeurig ander frame. De restricties zijn wel dat alle natuurkunde wetten die in de frames uit de speciale relativiteitstheorie afgeleid kunnen worden, ook afgeleid kunnen worden in ieder willekeurig frame uit de algemene relativiteitstheorie. Op deze dwingende manier heeft Einstein de zwaartekracht verfijnder kunnen beschrijven als Newton, en denk bijv. ook aan zwarte gaten. Het is wel zo dat begrippen zoals tijd en lengtecontractie per punt kan verschillen in een zwaartekrachtveld, er geen constante tijdsvertraging of lengtecontractie is zoals in de speciale relativiteitstheorie, omdat dit allemaal met positieve energie heeft te maken (zoals ik denk in ieder geval) die in elk punt van een zwaartekrachtveld anders kan zijn (denk bijv. ook aan een ronddraaiende schijf met de middelpuntvliendende kracht, is ook een soort zwaartekrachtveld).
Ik heb al veel gelezen, helaas geeft het boekje van Einstein zelf en ook niet van Hawking een uitleg waarom iets beweegt onder zwaartekracht, wel dat het door de ruimte en tijd ofwel ruimtetijd beweegt (logisch), en alle artikelen van natuurkundigen op het internet geven daar ook geen uitleg over (het schijnt enkel ingewikkeld te zijn). Maar als ik het boekje van Einstein zelf lees, wordt daar volgens mij helemaal niet in beweerd dat de appel van de boom valt door gekromde ruimtetijd, volgens mij beweren anderen dat, de appel gaat wel letterlijk door gekromde ruimtetijd heen tijdens het vallen en volgt mogelijk een minimaal gekromde baan, maar valt nog steeds door de zwaartekracht van Newton ofwel de vierde natuurkracht. Het valt mij ook op dat de meeste natuurkundigen, ook Hawking zelf steeds over aantrekkingskracht blijven spreken.
Maar goed we lezen door in het extra naslagwerk, helaas moet ik er nu meer tijd aan besteden dan de bedoeling was want wil het snappen voor de kwantum mechanica. Dus ik begrijp dat er een zwaartekrachtveld bestaat zoals magnetische en elektrische velden. Het zwaartekrachtveld heeft een bepaalde vorm zoals rond de Aarde en weer anders in een zwart gat door extreme hoeveelheden positieve energie en alle natuurwetten moeten blijven gelden voor waarnemers in bewegende referentiekaders van alle kanten, maar dat objecten gekromde banen moeten volgen zoals minimaal bij een vallende appel moet ik nog uitspitten. Alhoewel dit op kwantum niveau dus niet veel invloed hoeft te hebben, wil ik het toch weten nu. Ik heb er mogelijk wel een voorstelling van, de Aarde is bolvormig, afstanden zijn gekromd, de Aarde roteert via een gekromde baan, aantrekkingskracht van de Aarde op een appel kan vanuit diverse richtingen komen op atoomniveau, en kan dan mogelijk een minimaal gekromde baan geven. Want door Newton was je gewend te denken dat iets recht naar beneden valt, maar door aantrekking vanuit diverse richtingen hoeft dat niet meer kaarsrecht te zijn. Natuurlijk is dan de weg en de daarbij behorende lokale tijd op iedere locatie tijdens het vallen wat anders, door de lagen van het zwaartekrachtveld heen. En Gauss had een wiskunde daarvoor ontwikkeld voor krommingen, waarbij een kortste weg door krommingen een geodeet wordt genoemd die zelfs door de appel wordt gevolgd, en die schijnt gevolgd te worden door objecten in het zwaartekrachtveld van Einstein (en ook planeten rond de zon). Maar dat alles is toch gewoon een gevolg van het zwaartekrachtveld ofwel de zwaartekracht door atomen, en je moet het niet omdraaien, dat de appel beweegt door vervormde ruimte en tijd ofwel ruimtetijd, het beweegt door de zwaartekracht die een iets andere route neemt door alle natuurwetten die moeten blijven gelden en de daarbij behorende wiskunde, waarbij het dus lijkt alsof de ruimte en tijd ofwel ruimtetijd vervormd worden, maar de ruimte verandert niet volgens mij, enkel routes veranderen in gekromde banen (de ruimte zal mogelijk wel uitdijen buiten dit alles om). In de uiteindelijke formule van Einstein voor de vorm van het zwaartekrachtveld, zit een stukje Newton theorie in verwerkt + een stukje theorie van de ronddraaiende schijf + een extra stukje over het relatieve gedeelte, alsmede details gevonden uit het equivalentieprincipe. Einstein was een wiskundige kunstenaar in het combineren van diverse theorieën ontwikkeld door andere wetenschappers, en vooral wiskundig die van Gauss in het bijzonder. Einstein vertelde ooit aan een vriend dat hij zich 10 jaar had afgebeuld met de algemene relativiteitstheorie, het moet dus een groot voldaan gevoel hebben gegeven toen hij deze succesvol opstelde. Ik denk dat ik nu al veel snap, maar dat ga ik nog nalopen in mijn naslagwerk (zekerheidshalve dat de ruimte zelf niet echt wordt vervormd) wat ik gelukkig niet meer compleet hoef te lezen, misschien later, alhoewel ik niet alle details hoef te weten. Maar ik heb toch besloten het hele naslagwerk te lezen (het heeft geen haast en ben al aardig gevorderd), dus ik kan mijn opvattingen beter beredeneren na enkele weken / maanden, en mogelijk denk ik dan anders, best wel spannend!
Je ziet ook dat het in de natuurkunde wel even wachten is op nieuwe theorieën, Newton in 1684 en pas later in 1915 (230 jaar later) meer gedetailleerd door Einstein, en nu alweer 110 jaar geleden. Het hangt dus af van wetenschappers met passie en veel doorzettingsvermogen en moeten ook de beschikbare tijd hebben. Een mens in het algemeen in deze tijd is al veel drukker met diverse werkzaamheden en heeft daardoor al minder tijd, dus nieuwe uitgebreide theorieën zullen nog langer op zich laten wachten (denk ik).

Figuur 1 (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, en inkrimping verticaal, dus loodrecht op de bewegingsrichting) (in ons systeem dus 0,75s / c, in het bewegende systeem wordt mogelijk 0,866 gemeten maar ik denk nu 1) (okt. 2025) Deze figuur 1 is een goed hulpmiddel geweest, uiteindelijk opgelost in figuur 5d. Zie uitleg onder figuur 5c.

Figuur 2 (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, en inkrimping horizontaal, dus in de bewegingsrichting) (in ons systeem dus 0,75s / c, in het bewegende systeem wordt mogelijk 0,866 gemeten maar ik denk nu 1)

Figuur 3 (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, inkrimping eenheden en objecten)


Figuur 4 (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, (aug. 2025 toegevoegd) positie van foton in treinwagon en langs rails weergegeven onder het diagram)
Toelichting (gecorrigeerd):
Voor voorbeelden hierboven maar wel mijn inkrimpingsverhaal even buiten beschouwing gelaten, het gaat dus over de gangbare theorie die in een zgn. Minkowski diagram in beeld is gebracht. In dit diagram kan men gelijktijdigheid zien, dus momenten die voor de stilstaande waarnemer en de bewegende waarnemer gelijktijdig zijn, zie definitie gelijktijdigheid later (bepaald met licht).
De t en de x as behoren bij de stilstaande waarnemer langs de rails, de t' en de x' as horen bij de waarnemer die in de bewegende treinwagon meereist.
De rode lijn stelt het foton (licht) langs de rails voor, die na 1,5s in het punt (x1,t1) is aangekomen, x1 is 1,5c. Alle waarnemers zien dezelfde lichtsnelheid c in hun eigen tijd, dus de rode lijn is voor beiden bruikbaar om iets te meten.
Dit diagram is zo opgezet dat alles in c (de afstand die licht aflegt met de lichtsnelheid in 1s) wordt uitgedrukt, in feite geeft c dus de tijd aan, een afgelegde afstand van 1c geeft 1 seconde aan voor beide waarnemers in hun eigen tijd.
De gestippelde lijn bij 1s, geeft 1s aan in iedere locatie langs de rails voor de stilstaande waarnemer.
De lijn (deels gestippeld) tussen 0,75s en het punt (x1,t1) geeft de tijd 0,866s aan voor alle waarnemers in de treinwagon op iedere locatie in die treinwagon.
Op t'1 kruisen de lijnen van beide waarnemers, en in dat punt is het voor de stilstaande waarnemer 1s en voor de waarnemer in de treinwagon 0,866s, dus de tijd voor de waarnemer in de treinwagon gaat langzamer. Dus een bewegende klok (in de treinwagon) gaat langzamer.
Op 0,75s kruisen de lijnen ook van beide waarnemers, in dat punt is het voor de stilstaande waarnemer 0,75s en buiten de treinwagon op die locatie ook weer 0,866s, dus de tijd gaat daar sneller voor de bewegende waarnemer zou je denken, dat is volgens mij een misverstand, enkel de tijd voor de bewegende waarnemer gaat langzamer en voor de stilstaande waarnemer sneller, maar dit punt heeft ook nog een andere uitleg als je het andersom bekijkt met relativiteit (zie later). Vergeet niet dat dit een punt in de ruimte buiten de treinwagon is, daar is geen materie, er is geen enkele bewegende klok daar aanwezig, zodra je daar iets gaat meten heb je materie nodig die los van de treinwagon meereist, dan geldt weer hetzelfde verhaal. Stel voor dat je een klok los laat meereizen met die treinwagon. Dan geldt voor die klok hetzelfde diagram maar het punt van gelijktijdigheid ligt bij -0,25s i.p.v. 0s voor de stilstaande waarnemer. Die klok is dan 0,25s eerder gelijktijdig dan bij 0s in het diagram, hemelsbreed is er dan voor de stilstaande waarnemer ook 1 seconde verstreken voor die reizende klok in 0,75s. Dus je moet dit hemelsbreed bekijken, maar vanaf 0s in de bewegende treinwagon was het al hemelsbreed bekeken. Ook op 0s heeft de bewegende treinwagon de volle snelheid, maar we hebben bij 0s een stopwatch laten lopen, het is dus maar een momentopname.
We maken in dit voorbeeld gebruik van grote afstanden, voor kleinere afstanden en kleinere snelheden zoals in het dagelijkse leven, zijn al deze getallen ongeveer gelijk.
In de treinwagon zelf gaat de tijd langzamer, maar voor gelijktijdigheid tussen beide waarnemers (buiten en in de treinwagon), zijn er maar steeds 2 locaties (punten) gelijktijdig.
Je ziet in het diagram dat hoe verder je in de treinwagon naar rechts gaat, bij iedere locatie (punt) in de treinwagon voor een bepaalde tijd zoals hier voor 0,866s, steeds een andere locatie (punt) buiten de treinwagon langs de rails gelijktijdig is. Dat heeft allemaal te maken met de definitie van gelijktijdigheid waarbij licht wordt gebruikt, tussen 2 locaties gekenmerkt door plaats en tijd (x,t). Men meet de tijd vanuit een locatie A (xa) dat een lichtstraal heen en terug gaat naar een andere locatie B (xb), dan is de aankomsttijd in locatie B (xb,tb) gelijktijdig met de helft van de totale reistijd in locatie A (xa,ta). Maar die verschillende gelijktijdigheid geldt ook voor de punten 0s in de treinwagon in locaties naar rechts. Ook hier als we het hemelsbreed bekijken is er steeds 1 seconde verstreken voor de stilstaande waarnemer langs de rails. Dus we hebben nu gezien dat in iedere locatie in de treinwagon de klok langzamer gaat in hetzelfde tempo. En buiten langs de rails voor de stilstaande waarnemer gaat de tijd overal sneller.
Dit diagram geeft een beweging aan vanuit een rusttoestand. Dus in dit geval zijn de rails en omgeving de rusttoestand, en de bewegende treinwagon de beweging. Je kunt dit dus niet omdraaien, en als rusttoestand de bewegende treinwagon nemen en de rails als de beweging nemen, want dan kloppen de berekeningen niet (dan zou de tijd langs de rails langzamer gaan maar een stilstaande klok langs de rails gaat niet langzamer etc.). Als je als rusttoestand de bewegende treinwagon neemt, dan is de beweging iets wat binnen die bewegende treinwagon ook beweegt. Dat illustreert dat punt met 0,75s, als daar iets, bijv. een minitreintje, beweegt binnen de bewegende treinwagon ook met bijv. een snelheid van 0,5c / s, dan gaat de tijd in dat minitreintje nogmaals langzamer met eenzelfde factor. Men moet dus in voorbeelden eerst bepalen wat er echt beweegt vanuit een rusttoestand en dan gaan rekenen. Dus wil een waarnemer vanuit een bewegende treinwagon de tijd langs de rails bepalen, dan bepaalt deze de snelheid waarmee de rails voorbij komt, en kan de factor berekenen waarmee de tijd sneller gaat langs de rails vergeleken met zijn eigen klok (die langzamer loopt binnen die treinwagon). Maar bewegingen binnen die bewegende treinwagon gaan nog langzamer in tijd.
Als men bijv. de echte positieve energie van een object wil weten, moet men de juiste volgorde van de echte bewegingen weten (die men meestal wel weet) of men moet bij het (bewegende) object aanwezig zijn in rusttoestand als stilstaande waarnemer.
Als je zou denken de verhouding in dit diagram met die 0,866 klopt niet, dat is juist, het zijn eigenlijk 2 diagrammen over elkaar, 1 van de snelle tijd en 1 van de beweging, de langzamere tijd, die heeft een andere verhouding in eenheden.


(aug. 2025 toegevoegd) Figuur 4a (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, bekeken vanuit de andere waarnemer in de treinwagon, positie van foton in treinwagon en langs rails weergegeven onder het diagram)
(aug. 2025 toegevoegd) Toelichting:
Het valt meteen op dat de waarnemer vanuit de treinwagon ook weer 1,5s ziet voor het foton langs de rails, maar het verschil is dat die seconde langs de rails nog langzamer verloopt dan zijn eigen seconde, de seconde langs de rails voor de waarnemer loopt ook een factor 0,866 langzamer. Je ziet in het diagram dat 1s langs de rails in feite 1,15s in de treinwagon is m.a.w. de tijd verloopt langzamer langs de rails.
Hemelsbreed is de weg van het foton langs de rails en in de treinwagon hetzelfde deel van de universele tijd, maar langs de rails komt daar een nep afstand bij van 0,433c waar het foton nooit geweest is, zo lijkt het foton dan een langere weg te hebben afgelegd.
De berekeningen kloppen vanuit de waarnemer in de treinwagon voor zijn gelijktijdigheid, maar een klok langs de rails geeft niet die tijd aan omdat deze niet echt beweegt, de treinwagon beweegt meer dan de rails.
In de meetkunde kun je het punt (x1, t1) als een vector voorstellen, in beide diagrammen vanuit beide waarnemers bezien blijft deze vector hetzelfde, in feite voor alle waarnemers die bewegen met diverse snelheden v. Vanuit beiden beredeneerd komt men uit op dezelfde tijd en locatie getalsmatig, maar de tijd gaat vanuit beiden gezien trager in vergelijking met hun eigen tijd, de lengte van de waargenomen lichtstralen om elkaars locaties te bereiken zijn hetzelfde en representeren hun eigen tijd vanuit de eigen waarneming. Let wel, er wordt gezegd dat beide vectoren hetzelfde zijn maar je ziet de verschillen in schalen, deze gelijkheid is dan ook bij definitie, beide vectoren zijn uit een ander frame of coördinatenstelsel, je kunt ze bijv. niet optellen, dat zou geen betekenis hebben. Maar in mijn voorbeelden van een foton met horizontale weg zijn deze locaties niet gelijk en noemt men het verschil lengte contractie. Vandaar het idee van inkrimping zodat die locaties wel weer gelijk zijn zonder lengte contractie. En zoals we weten bij zwaartekrachtgolven, krimpt materie tijdelijk door tijdelijke toename van energiedichtheid.


(aug. 2025, is vervangen) Figuur 5 (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, inkrimping eenheden en objecten, (aug. 2025 toegevoegd) positie van foton in treinwagon en langs rails weergegeven onder het diagram)
Toelichting:
Het diagram met inkrimpende eenheden en objecten blijft hetzelfde als het voorgaande diagram, enkel er hoort een andere uitleg bij.
Alle gewijzigde Lorentz formules die hierbij horen, zijn in het tweede hoofdstuk terug te vinden.
Bij t'1 hoort nu bij 1 (snelle) seconde 1 nieuwe gekrompen eenheid voor tijd, en bij x'1 hoort nu bij 1c 1 nieuwe gekrompen eenheid voor ruimte.
De lengte van die gekrompen eenheden in de eigen eenheden, zijn langs de t'-as en x'-as af te lezen nl. 0,75s en 0,75c.
(aug. 2025) De tijd die de waarnemer ziet vanuit de treinwagon bij de andere waarnemer langs de rails, hierboven 0.75s, heeft nu een aparte andere schaal en de waarde is nu 0,5625s (0,75 x 0,75). Indien je het bovenstaande diagram zou gebruiken (met aanpassingen) zoals de waarnemer het ziet vanuit de bewegende trein wagon, dan zou die nieuwe eenheid 0,5625s zijn.
Als je de bewegende wagon vervangt door een lichtklok van dezelfde grootte, dan begrijp je dat de gekrompen lichtklok (heeft een reflecterende lichtstraal) met gekrompen eenheden deze waarden aangeeft.
Iedere keer als de stilstaande klok 1 seconde vooruit gaat, gaat bij de bewegende klok 1 nieuwe eenheid vooruit. Dus 1,33 seconden komt overeen met 1,33 nieuwe eenheden, 1,33 nieuwe eenheden zijn gelijktijdig met 1 (snelle) seconde, dus een bewegende klok loopt langzamer. En een bewegende meetlat krimpt.
(aug. 2025) Zie boven bij de uiteindelijke conclusie over inkrimping, hoeveel de tijdseenheden en lengte-eenheden werkelijk zijn gekrompen.


(aug. 2025 toegevoegd) Figuur 5a (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, inkrimping eenheden en objecten, bekeken vanuit de andere waarnemer in de treinwagon, positie van foton in treinwagon en langs rails weergegeven onder het diagram)
(aug. 2025 toegevoegd) Toelichting:
Andersom ziet men ook weer inkrimping.
Nu zijn de vectoren niet meer hetzelfde (volgens definitie), logisch want er is inkrimping (als je de ingekrimpte vector weer met γ vermenigvuldigd, zijn beide vectoren weer hetzelfde).
Het is maar de vraag of deze diagrammen nog wel toepasbaar zijn met inkrimping, mogelijk zijn er technieken die ik tegenkom in de algemene relativiteitstheorie hoe ik om moet gaan met omzetting van eenheden etc., dan kom ik er later nog op terug ..
Ik zou voorlopig (totdat inkrimping in alle richtingen een feit zou zijn) de bestaande wiskunde hanteren en in het frame wat echt beweegt of lijkt te bewegen voor de waarnemer, de uitkomsten in tijd en locatie uitgedrukt dus in de oude eenheden, compenseren voor de nieuwe ingekrompen eenheden, dus vermenigvuldig die uitkomsten met de inkrimpingsfactor 1 / γ waarbij γ de γ is uit de bestaande wiskunde. Maar voorlopig is dit alles maar een gedachte, en mogelijk is de relativiteitstheorie nog niet compleet.
(sept. 2025 toegevoegd) De algemene relativiteitstheorie is helemaal gebaseerd op de veronderstelling dat beide vectoren per definitie hetzelfde zijn maar met verschillende waarden in dezelfde coördinatenstelsels. Dus dan zou er wat veranderd moeten worden eventueel wiskundig gezien.
Ook zie je in alle diagrammen andersom bezien, dat er in de afleidingen van de natuurkundige formules rekening is gehouden met de lichtsnelheid maar niet op foton niveau, in afstand wordt de lichtsnelheid gehaald maar een foton (lichtdeeltje) lijkt niet dat gehele pad te hebben afgereisd. Maar dit komt door beweging, een foton wat van jou afreist lijkt een grotere afstand te hebben gereisd. In de definitie van tijd is hiermee rekening gehouden.
De treinwagon krimpt met ook de meetlat, maar als er iets met de treinwagon verderop nog iets meereist los daarvan bijv. een tweede treinwagon (niet gekoppeld) en men zou die afstand bewegend gaan meten tussen die twee treinwagons, dan zou het aantal meters groter zijn dan in stilstand m.a.w. men zou kunnen denken dat de ruimte vermeerderd is, dit deed mij denken aan natuurkundige uitspraken over de ruimte / heelal.
Eigenlijk zouden de formules andersom gezien anders moeten zijn nl. x' = γ . (x - v.t) en t' = γ . (t - (v.x/c2)) en andersom (zonder γ) x = (x' + v.t') en t = (t' + (v.x'/c2)), dan zouden beide vectoren weer per definitie hetzelfde zijn. De volledige transfromatie formules zouden dan zijn : x' = c1 . (x - v.t) en t' = c1 . (t - (v.x/c2)) en andersom x = c2 . (x' + v.t') en t = c2 . (t' + (v.x'/c2)) waarbij kan blijken dat c1 = 1 en c2 = γ indien het waargenomen object werkelijk meer beweegt, anders c1 = γ en c2 = 1.
Met deze formules zijn er nu een paar mogelijkheden ontstaan, die ook mogelijk zijn met de oude formules (oude γ), die meer bij mijn eigen gedachten behoren. De mogelijkheden:
a) vanuit waarnemer rails bezien, treinwagon beweegt (beweegt meer dan rails) naar rechts, snelheid v positief (naar links zou snelheid v negatief zijn)
b) vanuit waarnemer treinwagon bezien, het lijkt alsof de rails naar links bewegen (rails bewegen minder dan treinwagon), snelheid v negatief (naar rechts zou snelheid v positief zijn)
c) vanuit waarnemer treinwagon bezien, er beweegt iets echt in de trein wagon bijv. een speelgoedtreintje beweegt (beweegt meer dan treinwagon) met snelheid v naar rechts, snelheid v positief (naar links zou snelheid v negatief zijn)
Zowel a) als c) leveren de 2 diagrammen op in figuur 5 en 5a.
Maar in b) wordt andersom de krimping eruit gehaald (lengtecontractie schijnt weer terug te komen, maar nu neemt men het kleiner waar i.v.m. de inkrimping) en blijkt de tijd hetzelfde te verlopen als in de treinwagon. Logisch want de klok langs de rails beweegt niet, ook de energie blijft hetzelfde als van de stilstaande rails. Maar dat de tijd nu ook langzamer zou gaan volgens de relativiteitstheorie is nu een visueel effect geworden en zichtbaar op een theoretische lichtklok (waarin een verticale lichtstraal of foton reflecteert) langs de rails, de tijd lijkt trager te gaan, ook de tijd op andere soorten klokken die je snel passeert lijkt trager te gaan want moet in lijn zijn met die van licht, maar kan dit niet vastleggen zoals bij echte bewegende klokken zoals mechanische klokken of een atoomklok.
Bij de afleiding van de Lorentz transformatieformules, ook door Einstein zelf, wordt ervan uitgegaan dat materialen zoals een meetlat niet krimpen maar dus gelijk blijven. Zwaartekrachtgolven tonen aan dat materialen wel krimpen, tenminste minstens in 1 richting, terwijl die materialen geen snelheid hebben, dus dat moet met energietoename te maken hebben zoals bij snelheden ook de oorzaak zijn. Omdat in de snelheid van licht die iedereen onder alle omstandigheden hetzelfde moet ervaren, dwingend natuurwetten zijn verborgen, moeten de Lorentz transformatieformules mogelijk worden herzien. Helaas kan de hieruit voortvloeiende wiskunde ook moeten worden herzien in de algemene relativiteitstheorie, die altijd in de goede richting zit met wat herzieningen. Ik ben thans al diep in die algemene relativiteitstheorie bezig voor begrip, en ben erg benieuwd waarom Einstein toch op krimping kwam met zwaartekrachtgolven. Of zou dit toch lengtecontractie zijn door energietoename i.p.v. enkel door beweging .. Maar ja, in een zwart gat krimpt alles tot bijna niets en of dit enkel in 1 richting is blijft de vraag (maar kan wel natuurlijk) .. Maar omdat lengtecontractie niet de werkelijke lengte laat zien, kunnen we ook niet zien hoe het er in een zwart gat uitziet .. Omdat men zeer zware objecten met een hele grote energiedichtheid in de ruimte waarneemt, en deze niet ovaalvormig zijn, lijkt mogelijk lengtecontractie toch nog steeds niet bewezen ..


(sept. 2025 toegevoegd) Figuur 5b (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, inkrimping eenheden en objecten, bekeken vanuit de andere waarnemer in de treinwagon, positie van foton in treinwagon en langs rails weergegeven onder het diagram)
(sept. 2025 toegevoegd) Toelichting: onder figuur 5a.

(sept. 2025 toegevoegd) Figuur 5c (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, inkrimping eenheden en objecten, nieuwe tijdvertragingsfactor formule uitgelegd)
(sept. 2025 toegevoegd) Toelichting:
Natuurlijk de nieuwe formule (1 - (v2 / c2)) zoals ik denk. Toch koste dit een paar dagen voor mij om dit moeilijke onderwerp uit te kunnen leggen met de nieuwe formule, maar dat zal nog wel beter kunnen door anderen, ik moet verder met andere onderwerpen.
Als je waarden ziet in het diagram hierboven dat je zou kunnen denken dat klopt niet, ze wijken niet veel af van de waarden met de bestaande formule √(1 - (v2 / c2)).
Ik heb bewust een voorbeeld genomen waarbij de snelheid van de treinwagon 0,75c/s is, want bij 0,5c/s komt de waarde 0,75 steeds terug overal bij toeval, dat schept verwarring en eventuele verkeerde relaties, maar ook de uitleg bij die snelheid zou hetzelfde zijn.
In dit voorbeeld zijn reeds de nieuwe transformatieformules gebruikt met inkrimping eenheden en objecten. Ik probeer nu de nieuwe tijdsvertragingsfactor in deze formules gebruikt, in beeld te brengen.
Einstein zelf ging uit van de veronderstelling dat er geen inkrimping plaatsvindt en dus bijv. meetlatten in beide systemen rails en bewegende treinwagon hetzelfde blijven. Omdat de snelheid van licht voor iedereen hetzelfde is, en iedereen is in beweging in de ruimte, moet de constante snelheid van licht andere natuurwetten afdwingen, en zo kom je op lengtecontractie als je geen inkrimping veronderstelt (allemaal zoals ik denk natuurlijk, waar of niet waar). Daardoor vinden gebeurtenissen enkel op dezelfde locaties in de ruimte plaats na toepassing van lengtecontractie. Lengtecontractie is nooit aangetoond in experimenten, vandaar dat ik aan inkrimping denk, ook dan vinden gebeurtenissen plaatst op dezelfde locaties ruimtelijk gezien.
De constante snelheid van licht voor iedereen betekent, dat iedereen in zijn 1 seconde 1c (300.000km) licht voorbij ziet komen, als iemand meer beweegt dan een ander kan dat enkel dat zijn seconde trager verloopt, dus zijn klok zal trager lopen. Volgens mij bestaat er een universele tijd die we niet kennen, en ziet iedereen in beweging een deel van die universele tijd, die universele tijd of een deel ervan loopt op natuurlijke wijze synchroon met de tegenwerking in de ruimte voor materie, dus een klok loopt fysiek evenredig trager met het licht wat we waarnemen. Gelukkig bestaat er nog een woord om het langzamer gaan van tijd beter aan te voelen nl. duur. Als de tijd langzamer gaat neemt de duur toe, dus momenten zijn gelijktijdig als ze dezelfde duur hebben. Daarom kan bijv. 1 snelle seconde gelijktijdig zijn met een halve langzame seconde (als de tijd met de helft trager gaat), de totale duur van beiden is hetzelfde. Daarom is de universele tijd voor iedereen gelijk in het heelal, het begrip duur is hetzelfde voor iedereen in het heelal. De universele tijd kun je zien als de afgelegde weg van een foton (lichtdeeltje) die vanaf de oerknal actief is, de hierbij passende universele seconde u is de snelste seconde die er bestaat, ook hierbij geldt weer de lichtsnelheid 1c/1u. Zou je zoveel kunnen afremmen dat je a.h.w. stilstaat vergeleken bij het punt van de oerknal? Volgens mij (zie website) nee, dan zou je zoveel energie verliezen dat je eindigt als een foton, en die snelheid ken je.
Volgens Einstein zijn momenten gelijktijdig gezien vanuit de ene waarnemer A en een andere waarnemer B als men een lichtstraal vanuit A naar B laat reflecteren, de tijd die dit duurt vanuit A gezien deelt men door 2 en is t, en A en B zijn dan gelijktijdig op t (vanuit A gezien). Als nu een klok bij B langzamer loopt, bijv. A staat stil en B is meer in beweging, dan kan een klok bij A meer tijd aangeven dan die klok bij B, bijv. 1 seconde bij B gaat langzamer als bij A. Doe je deze experimenten tussen 2 waarnemers die beiden stilstaan op Aarde dan zijn deze steeds gelijktijdig, dus klokken lopen bij beiden hetzelfde en gezien vanuit beide waarnemers.
Volgens mij moet je die tijd hierboven niet door 2 delen, maar vergelijken met de waargenomen universele tijd, met een reflecterende lichtstraal (voor de eenvoud neem 1 foton, lichtdeeltje) en bepalen hoeveel tijd die lichtstraal verliest vanuit een waarnemer A gezien bij B. Bijv. A laat een lichtstraal van 1 seconde lang reflecteren (afstand tussen A en B is 1c) en neemt dan waar dat die bij een bewegende B een halve seconde verliest per die 1 seconde zoals B die moet waarnemen, dan is de 1 seconde bij A gelijktijdig met de halve seconde bij B. Die lichtstraal van 1 seconde vanuit A komt na 2 seconden aan, die bij B verliest dan 2x een halve seconde (heen en terug). In het voorbeeld wordt dit nu duidelijker, het is nu eenmaal moeilijk (of eigenlijk niet meer?).
Ik heb in het rood aangegeven 1,5 seconde licht (1 foton) langs de rails in de universele tijd zoals die langs de rails of op Aarde wordt waargenomen. De bewegende treinwagon neemt weer een deel van die universele tijd langs de rails, waar.
In de treinwagon wordt de weg van 1,5c van een foton langs de rails of in de treinwagon, volgens de waarnemer langs de rails, waargenomen als 0,375c, nl. (1 - v) . 1,5c = 0,375c, je beweegt met de foton mee dus je neemt een kortere weg waar. Bevries dit moment en beredeneer hoeveel tijd die reflecterende lichtstraal van 1,5c in de treinwagon moet verliezen zoals de waarnemer langs de rails redeneert, dat is (1 + v) . 0,375c = 0,65625c. Dit is de verstreken tijd die de klok aangeeft (bij licht is de afgelegde weg tevens de tijd) vooraan in de treinwagon (x' = 0), dus na 1,5 seconde is die tijd 0,65625s en dus na 3 seconden 2x 0,65625s = 1,3125s. De tijdsvertragingsfactor is dus (1 - v) . (1 + v) = (1 - (v2 / c2)) (c = 1), in dit geval 0,4375 (de nieuwe γ is dan 2,286), dus in de treinwagon is na 1,5 seconde, 0,4375 . 1,5s = 0,65625 seconde verstreken. Hier is (1 - v) = 0,25 en (1 + v) = 1,75. Deze tijd kun je grafisch zien als het snijpunt van t' met t van de treinwagon en rails (x' = 0).
Ik kan mij voorstellen dat iemand denkt, als de treinwagon na 3 seconden op 2,25c is aangekomen dan is dat reflecterende punt in de treinwagon op 2,625c, dat is inderdaad 1,5c . (1 + v) = 2,625c, welke tijd is dan aangegeven in de treinwagon, dat is 2x 0,65625s = 1,3125s. Als de voorkant van de treinwagon (met foton) en het foton langs de rails elkaar passeren staat die klok op 0,75 seconde in de treinwagon (0,375 : 1,75 = 0,214, dan is x = 1,5 - 0,214 = 1,286 en t = 1,7214, x' = 0 en t' = 0,75). Ook zie je 3 seconde bij beiden voor het foton na terugkomst, dan is x = 0 en enkel dan zijn de tijden hetzelfde t' = t, maar let op dat zijn 3 langzame seconden en 3 snelle seconden (dezelfde duur). Dat komt door de (1 + v) waarneming van afstand, hierin is een nep afstand opgenomen waar het foton nooit is geweest.
Ook kan ik begrijpen dat het moeilijk te bevatten is waarom 1,5c op 1,5s gelijktijdig is met 0,375c en 0,375s terwijl op de klok vooraan in de treinwagon 0,65625s is verstreken. Dat is weer eenvoudiger dan je denkt. Voor alle waarnemers B in de treinwagon loopt de verstreken universele tijd hetzelfde. Maar een stilstaande waarnemer A langs de rails drukt zijn stopwatch in bij het startpunt dat de treinwagon voorbij komt, het is logisch dat als een waarnemer B in de treinwagon verder naar achteren zit, de verstreken universele tijd voor de verschilafstand meer gecompenseerd moet worden, dus is die universele tijd minder dan voorin de treinwagon bij meting, het minste dus op afstand 0c, dat wordt dus de zuiverste meting hoe een klok loopt binnenin de treinwagon en dat is ook niet te checken met het reflecteren van een lichtstraal, wel binnenin de treinwagon op een minimale afstand van groter 0c.
Nog even die reflectie in getallen te controleren voor de volledigheid. Dus als je langs de rails een lichtstraal van 1,5c laat reflecteren, verliest deze geen extra universele tijd heen en terug, dus 1,5c blijft 1,5c, en de lichtstraal komt terug na 3 seconden. Doe je dat in de treinwagon dan is het punt 0,375c het enige reflectiepunt op 1,5c hemelsbreed, deze houdt na de heenweg 1,5c . 0,25 = 0,375c over en terug 0,375c . 1,75 = 0,65625c en dat is de verstreken kloktijd binnenin de treinwagon. Doe je dat andersom met een lichtstraal van 1,5c terug vanuit het reflectiepunt, dan houdt deze na de heenweg over 1,5c . 1,75 = 2,625c en terug 2,625c . 0,25 = 0,65625c. Wil je nog weten hoe het stuk van 0,214c naar het ontmoetingspunt van foton en voorkant treinwagon is verlopen? Dat is bij reflectie 0,214c . 1,75 = 0,3745c en 0,3745c . 0,25 = 0,093625c, dus dat heeft 0,093625s geduurd, 0,65625s + 0,093625s = 0,749875s wat ik dus 0,75s heb genoemd op de totale verstreken kloktijd.
Wil ik deze theorie met inkrimping compleet willen maken dan moet er inkrimping zijn in ook andere richtingen dan de bewegingsrichting (x). In de bewegingsrichting kun je het zuiver beredeneren met de universele tijd, in andere richtingen moet je veronderstellen dat je dezelfde berekeningen kunt hanteren, dus met snelheid v, want de tijd verloopt in alle richtingen hetzelfde, in feite representeert de snelheid v de energietoename en die bepaalt de tijd, dus ook verticaal. Ook moet dan gelden dat je een foton bewegende in de y-richting (die je ook kunt zien als de tijd t' behorende bij een foton in de x richting) in de treinwagon, ook ziet bewegen in de tijd langs de rails door een waarnemer, in figuur 1 had ik hier al over nagedacht. Ook weer na enkele dagen denken kom ik erachter dat deze figuur 1 op een denkfout berust, daar ik in de universele tijd geloof, iedereen observeert steeds hetzelfde deel van de universele tijd zoals wij op Aarde de 1 seconde ervaren. Dus wil ik een verticale foton van de ingekrompen treinwagon in de tijd observeren langs de rails, moet ik de krimp uit de treinwagon halen, dan beredeneren hoe men dan weer in de oude situatie het foton zou observeren in de treinwagon en via de bekende Lorentz driehoek uit figuur 1 kom je dan weer uit op een afgelegde weg van 1c ofwel 1 seconde. Nl. krimp heeft effect op materie maar nooit op de universele tijd, wel op de waarneming daarvan die in je eigen tijd altijd hetzelfde is. Met dit soort onderwerpen kun je er wel 100den keren naast zitten in denken.
Een foton legt altijd de weg af van de universele tijd, maar wij observeren dat foton op dezelfde ruimtelijk locatie, maar wel een deel van de universele tijd afhankelijk van de snelheid van het frame waaruit we observeren, in ons voorbeeld langs de rails (frame = Aarde) of de treinwagon (frame is treinwagon binnenin het frame Aarde). In figuur 1 is de schuine zijde 1c en komt overeen met 1 seconde langs de rails. Een foton verticaal omhoog in de oude situatie waarin de treinwagon niet gekrompen is komt 0,866c hoog terwijl langs de rails een weg van 1c wordt geobserveerd, hierbij geldt dus de bekende Lorentz driehoek. Maar de tijdsvertragingsfactor is nu anders maar toch moet langs de rails weer de weg van 1c worden geobserveerd. Het foton komt nu maar 0,75c hoog vanuit de gekrompen treinwagon, wil dat foton weer op die weg van 1c worden geobserveerd langs de rails, dan moeten we uit de hoogte de krimpingsfactor filteren (1 / γ), dus 0,75c wordt 0,866c en we hebben dan weer de Lorentz driehoek en weten nu weer de locatie van het foton zoals langs de rails geobserveerd. Nog niet helemaal juist, zie conclusie hieronder, je kunt ook dezelfde universele tijd observeren op y' niveau.
(okt. 2025, uiteindelijke conclusie en met behoud van de Lorentz driehoek, diverse andere scenario's gaven geen echte oplossing) Het blijft me toch dwars zitten het verschil tussen de verticale en horizontale waarneming van de universele tijd de Lorentz driehoek bekijkende, er moet iets algemeens gevonden worden wat voor beide richtingen gelijk is. Ik denk het volgende. Einstein negeerde inkrimping en vond ofwel verklaarde met de transformatieformule (Lorentz vond dat al in het elektromagnetisme) de gelijktijdigheid in horizontale en verticale richting, maar dat had als gevolg dat twee fotonen (die de universele tijd representeren, noem ze universele fotonen, elk foton is een universeel foton) horizontaal niet op dezelfde posities zijn maar verticaal wel, horizontaal leidt dit tot het fenomeen van lengtecontractie. Deze theorie (dus niet Einsteins) leidt tot inkrimping van materie zoals geconstateerd met zwaartekrachtgolven (voorspeld door Einstein) en theoretisch in zwarte gaten. In dat geval worden fotonen horizontaal wel op dezelfde positie geobserveerd maar verticaal niet meer, er is geen lengtecontractie meer maar wel inkrimping. Algemeen kan men zeggen enkel materie krimpt maar de universele tijd blijft onveranderlijk. Toch maak ik hier een denkfout verticaal gezien. Ik moet toegeven dat ik enkele dagen geleden moest concluderen dat ik fout zat met de nieuwe tijdsvertragingsformule omdat het verticaal maar niet klopte, tenminste als ik eenzelfde locatie van het universele foton vereis. Het idee van de verschuiving in synchronisatie van gelijktijdigheid in de verticale richting klopt eigenlijk wel, maar die zit verweven in verticale lengte expansie / contractie, lees verder. Figuur 5d laat het nu juist zien (denk ik). De Lorentz driehoek is eigenlijk niets anders dan de enige wiskundige driehoek waarbij het licht pad op de schuine zijde in de eigen tijd gelijk is aan het aantal seconden in de horizontale beweging weer in de eigen tijd. Er zijn 2 verticale situaties, horizontaal zijn er geen problemen meer. In situatie 1 is het universele foton het foton op 0,75c hoog vanuit de treinwagon, langs de rails wordt dit door verticale lengte expansie geobserveerd op 0,866c hoog. In situatie 2 is het universele foton op 0,866c hoog vanuit de rails, in de treinwagon wordt dit door verticale lengte contractie geobserveerd op 0,75c hoog. Dus volgens mij kan een universeel foton maar op 1 locatie aanwezig zijn, en is de andere observatie zuiver visueel die wel overeenkomt met de werkelijkheid met een echt tweede universeel foton. Het visuele effect zal wel iets kwantum mechanisch zijn want ik neem aan dat dit visuele effect bij experimenten bevestigd kan worden, dus dat het echt lijkt alsof een foton op die locatie aanwezig is. Heb ik nu het probleem verlegd van horizontale lengtecontractie naar verticale lengte expansie / contractie? Ja, maar er is nu wel een theorie over inkrimping en universele tijd. Maar ik denk dat de lengte contractie / expansie enkel fotonen betreft, mogelijk moet je het dan anders noemen (bijv. lichtpad contractie / expansie), en dus niet de materie, die krimpt gewoon en men neemt dat ook waar. Eindelijk kan ik nu verder met het gevoel dit stuk nu volledig in kaart te hebben gebracht, zowel materie krimpt bij energietoename alsmede de geobserveerde tijd die een deel van de universele tijd is. Waar of niet waar.
De transformatieformules zijn : y' = y . (√(1 / γ)) = y . (√(1 - v2)); x' = x – (v . t); t' = t - (v . x); voor een foton is y' = t'. De berekeningen voor de waargenomen afgelegde weg van 1,50c van dat universele foton voor de waarnemer langs de rails zijn : x' = 0; t = 2; x = 0,5 . 2 = 1,0; t' = y' = 1,732 . 0,866 = 1,50; y = 1,50 / 0,866 = 1,732; t' = y' = 0 en x = 0 als t = 0.


(okt. 2025 toegevoegd) Figuur 5d (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, en inkrimping verticaal, dus loodrecht op de bewegingsrichting, de Lorentz driehoek blijft gelden)
(okt. 2025 toegevoegd) Toelichting: onder figuur 5c.

(sept. 2025 toegevoegd) Figuur 5e (behorende bij voorbeeld van gelijktijdigheid hierboven, zonder / met inkrimping eenheden en objecten, bekeken vanuit de waarnemer langs de rails, positie van foton in treinwagon en langs rails weergegeven)
(sept. 2025 toegevoegd) Toelichting:
Voor het goede overzicht heb ik hier in beeld gebracht hoe je een foton van rechts naar links in de treinwagon ziet bewegen tegelijkertijd met een foton langs de rails.
Dit voorbeeld is zowel zonder inkrimping van eenheden en objecten, en met, dan blijft alles hetzelfde behalve het foton begint op 0,75c en eindigt op 0,75s.
Alle momenten van gelijktijdigheid zijn aangegeven.
Vanwege de lengte contractie (zonder inkrimping) moet het foton beginnen op 0,866c (anders op 0,75c) in de treinwagon en op 1c langs de rails. Die komen dan respectievelijk aan op 0,866s (anders op 0,75s) en 1s.
Ik kan begrijpen dat iemand denkt, vanaf 0s krijg je een ander plaatje zoals in figuur 4 en 5. Maar datzelfde plaatje krijg je andersom als je de treinwagon andersom laat reizen en het foton langs de rails ook, dan begint daar ook de 0s, maar op andere beginlocaties is dit anders omdat de gelijktijdigheid dat afdwingt. Je ziet hier ook dat hemelsbreed beide fotonen weer dezelfde weg hebben afgelegd (van de universele tijd), dat is enkel mogelijk door die afwijkende begintijden (in hun eigen frames zoals treinwagon en rails).
5.Evaluatie, 1 jaar later (bijgewerkt dec. 2023)
De oude versie van deze (eenvoudige uitleg Einstein's relativiteitstheorie) website is te vinden in dit web archief. Maar ik heb de meest recente inhoud hiervan kunnen opnemen in een subdomein "archivarix.from-einstein-to-the-united-nations.eu", ik wil deze niet laten indexeren dus zelf de naam kopiëren in de browser, inloggegevens zijn fetun / vcndfheu@#$
Inmiddels is de Engelse versie van deze website niet meer in Google te vinden (sinds dec. 2023 ook niet meer in Bing), kan te maken hebben met mijn andere onderwerp (vetorecht)! In andere zoekmachines nog steeds vindbaar. Helaas heeft de EU geen eigen zoekmachine en bepaalt de USA bijna alles in de wereld! We zijn dus nog een provincie van de USA, maar ik ben toch blij dat wij in de EU meer geld uitgeven aan sociale zaken waardoor iedere inwoner het beter krijgt en geld niet enkel wordt uitgegeven aan ziekelijke uitbreiding van macht!
Ik heb na 1 jaar pauze toch weer zin in het onderwerp (het wordt weer najaar / winter), maar concentreer me wel meer op de kwantummechanica en op het onderwerp tijdloosheid waarmee 10 jaar geleden mijn interesse is begonnen (zie "Een analyse van de kwantummechanica" hierboven). Met tijdloosheid bedoel ik niet dat wij onsterfelijk zijn in stoffelijke vorm, wij kunnen enkel in stoffelijke vorm in tijd bestaan en hebben een houdbaarheidsdatum (zie hoofdstuk 2, alles wat tijd ervaart bestaat in stoffelijke vorm ofwel positieve energie). Mogelijk blijven we in een andere vorm bestaan.
Ik ga mijn oude tekst uit het web archief nog eens nalezen en belangrijke dingen (persoonlijk belangrijk voor mij, het is een soort privéblog) nog in de bovenstaande tekst verwerken / corrigeren. Dat heb ik reeds nagelezen.

